– Vanwege het buitengewone belang van het onderwerp – en omdat de redactie nog aan het werken was aan een eigen bericht hierover toen dit binnenkwam – nemen wij tegen de gangbare praktijk in, onder dankzegging, dit stuk van De Wereld Morgen door Thomas Decreus integraal over.
Op 23 en 28 juni waren in Parijs nieuwe, grote betogingen gepland tegen de loi travail. Na de incidenten die de laatste betoging ontsierden, grijpt de overheid naar een bijzonder krachtig wapen: het verbieden van de manifestatie. Maar dat verbod lijkt als een rode lap op een stier te werken.
De verschillende vakbonden hadden op 16 juni een aanvraag ingediend om opnieuw te betogen in Parijs. Het traject zou lopen tussen Place de la Bastille en Place de la Nation. Maar de stad Parijs wil dus niet ingaan op die aanvraag en verbiedt de manifestatie.
In het officiële communiqué van de stad Parijs staat te lezen dat de politie de veiligheid niet langer kan garanderen. Het Europees kampioenschap en de aanhoudende terreurdreiging zorgen ervoor dat de politie op haar limieten botst. Bovendien, zo gaat de mededeling verder, hebben eerdere betogingen tegen de loi travail geleid tot geweld. Daarom eist de stad Parijs dat er een statische manifestatie zou gehouden worden in plaats van een betoging.
Dat in de mededeling zwart op wit te lezen valt dat de politie haar taken niet kan opnemen, is opvallend. Dat kan twee dingen betekenen. Het wijst er mogelijk op dat het de politie zelf is die aangedrongen heeft op een verbod van de manifestatie morgen, en dat er een bijzonder grote vermoeidheid heerst onder de agenten. Dat is niet zo vreemd natuurlijk, na maanden van sociaal protest, voetbalrellen en verscheidene aanslagen.
Of, het wil zeggen dat de vermoeidheid onder agenten door de regering op cynische wijze gebruikt wordt om een verbod op te leggen en zo het protest verder te criminaliseren. Want het blijft natuurlijk een feit dat de betoging van 14 juni wel probleemloos kon doorgaan. Bovendien werd het ballonnetje van een betogingsverbod reeds een week geleden opgelaten door ondermeer premier Valls en minister van Binnenlandse Zaken Cazeneuve.
Eric Coquerel, voorzitter van de Parti de Gauche, is alvast formeel. Hij stelt in een eerste reactie dat het verbod het werk is van Valls en Cazeneuve en noemt het “een verdere verrechtsing van de huidige regering”. Coquerel benadrukt voorts dat het ongezien is in de Vijfde Republiek (het Franse regime sinds 1958, nvdr) om een vakbondsbetoging te verbieden.
Helemaal juist is dat laatste echter niet. Tijdens de Vijfde Republiek werd er eenmaal een syndicale betoging verboden in Parijs. Het betrof de betoging van 8 februari 1962. Onder meer de vakbonden CGT en PCF hadden toen opgeroepen om te betogen tegen het fascisme en voor de vrede in Algerije. Het was een betoging die dramatisch afliep. Negen vakbondsleden werden toen gedood door de oproerpolitie in het metrostation Charonne.
In een eerste reactie op het verbod verwijst zelfs Marine Le Pen naar die noodlottige 8 februari van 1962. Zij benadrukt fijntjes dat dat de laatste keer was waarop een betoging verboden werd. Op twitter schrijft ze verder dat ze het verbod “een ernstige aanval op de democratie” vindt. Dat uitgerekend Le Pen deze kritiek moet verwoorden tegenover een zittende, socialistische regering zegt iets over de bijzonder schizofrene positie waarin de Franse PS zich bevindt.
De voorzitters van de vakbonden CGT en FO hebben ondertussen een spoedoverleg aangevraagd bij Bernard Cazeneuve. Volgens Jean-Claude Mailly, voorzitter van de vakbond FO, sluit Frankrijk zich door dit verbod aan bij een hele reeks landen die je niet als democratisch kan bestempelen. Hij noemt het verbod een doorgeschoten vorm van autoritarisme.
Contraproductief
De grote vraag is nu natuurlijk wat er morgen staat te gebeuren in Parijs. Als de stad Parijs het verbod blijft handhaven, dan kan nog gepoogd worden om via juridische weg het verbod ongedaan te maken. Wanneer een rechter oordeelt dat het verbod niet wettelijk is, dan kan de manifestatie van morgen alsnog doorgaan.
Maar wat als het recht op manifesteren niet via juridische weg kan afgedwongen worden? Dan rest waarschijnlijk slechts de optie om, ondanks het verbod, toch te manifesteren. Zich bij het verbod neerleggen zou voor de vakbonden en ruimere sociale beweging compleet gezichtverlies betekenen. Bovendien zal er, nog los van het feit of vakbonden al dan niet oproepen te betogen, sowieso betoogd worden door autonome groepen en studenten. Vorige week nog liep een klein miljoen manifestanten door de straten van Parijs, en het is zeer de vraag of die zich morgen zullen laten afschrikken door een verbod.
Ook de Franse mensenrechtenliga heeft aangekondigd dat ze, wanneer het verbod gehandhaafd blijft, zal oproepen om te manifesteren. In een mededeling laat de Liga weten dat het recht op manifesteren essentieel is en dat een beperking ervan op geen enkele wijze getolereerd kan worden.
Wie deelneemt aan een verboden betoging in Frankrijk, riskeert in principe een boete van 11 euro. De organisatoren van een verboden betoging – in dit geval de vakbonden dus – riskeren boetes tot 7500 euro en gevangenisstraf van zes maanden. Of het echter zover zal komen is lang niet zeker.
Wat echter wel zeker is, is dat een verboden betoging zo goed als altijd uitdraait op geweld. Geweld dat doorgaans ook heviger is dan bij toegestane betogingen. Met andere woorden: als middel om geweld te vermijden is een betoging verbieden een bijzonder slecht idee. Om te zorgen dat het verbod gehandhaafd blijft, moet er trouwens ook bijzonder veel politie ingezet worden. Politie die dient te vermijden dat betogers tot op de plaats van afspraak raken, of moet verhinderen dat de betoging kan vertrekken. Zo’n betogingsverbod betekent dus geenszins een dagje rust voor de politie.
Kortom, het grijpen naar een verbod lijkt toch een bijzonder slecht idee. En het zou wel eens voor nog meer actiebereidheid kunnen zorgen. Net zoals het grijpen naar artikel 49.3 – het artikel waarmee een stemming in het parlement over de nieuwe arbeidswet werd omzeild – dat deed.