Als ze weer de straat op gaan
met haken, kruizen, rieken,
tel hun aantal en bedenk
waarom ze zo hard piepen.
Klinkt hier het volk
of klinkt hier slechts
de echo van een
zieke?
De mannetjesputters, motormuizen
menen dat ze heel wat zijn. Dat
door middel van hun felle haat een nieuw
utopia opengaat, een brandend veld
van bloed- en broederschap, stenguns, broembroem,
uniformen, heel vast werk als kampbewaarder,
moller of ranselaar van iedereen
die anders is. Hier loopt de beul
van u, van mij, van
ons allemaal.
Als ze weer de straat op gaan,
bedenk dat dan, hap naar adem en
sluit vriendschap met uw buren, omarm
vreemdelingen, praat met straatverkopers,
tantes, kinderen, collega’s. Alleen
vriendschap slecht de muren die
het kwaad nu bouwt. En alleen samen
breken we bunkers, slopen we
wapens, vergruizen we haat.
Willem Vervloet