Eva Mouw behandelt het gedicht van Eugène Marais als lied met eigen piano-arrangement. Speciaal voor Eugène Marais heb ik al eerder aandacht gevraagd, ter gelegenheid van de behoefte die de Alfred Rosenberg van Wilders aan de dag legt om het Afrikaans bij het Nederlands te annexeren. Breyten Breytenbach heeft in niet mis te verstane bewoordingen afstand genomen van de praatjes van die fascist. Een soort imperialistische annexatie is zeker niet waar iemand op zit te wachten. En het hypocriete van zo’n ideoloog is dat hij het evenzeer “stamverwante” Platt niet ziet staan – dat net zo goed te volgen is, wederzijds, als Afrikaans. Ik noem dit gedicht van Marais zonder koloniale bijbedoeling Nederlandstalig omdat het nu eenmaal goed te volgen is met de tekst er bij en omdat ik niet aan ontkennen van de familieband wil doen – juist om de racisten de pas af te snijden. Een moeilijke klus, dat wel.
De Nederlandse letteren moeten juist gedekoloniseerd worden door de letteren van de voormalige koloniën in te sluiten.
Koud is die windjie,
en schraal!
En blink in die doflig
en kaal –
zó wijd as die Heer se genade –
die velde in ster-lig en schade.
en hoog op die rande,
verspreid in die brande,
is die gras-zaad aan’t roer zo’s wenkende hande.
O! treurig die wijsie
op d’ooswind se maat.
so’s die stem van ‘n meisie,
in haar liefde verlaat!
In elk gras-blaar se vouw
blink ‘n druppel van douw,
en vinnig verbleek dit tot rijp in die kou.