In de kelders van ons collectieve geheugen ligt een dossier dat nooit ernstig tegen het licht is gehouden: de dwangarbeid in Belgisch Congo en het mandaatgebied Rwanda-Burundi tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De tentoonstelling over honderden weggevoerde Belgen, Nederlanders en Luxemburgers naar Hameln in Nazi-Duitsland (1942-45), die in Leuven loopt, is een goede aanleiding om dat Afrikaans dossier op te diepen: niet alleen de nazi’s maar ook de geallieerden maakten zich schuldig aan deportatie en dwangarbeid. In de oorlogsjaren was Midden-Afrika één groot dwangarbeiderskamp, ten dienste van de geallieerde oorlogsindustrie.
Als de Tweede Wereldoorlog in West-Europa en de VS vooral werd gezien als een strijd van vredelievende democratische landen tegen een wrede, agressief-expansionistische dictatuur, dan was dat wel even anders voor de Congolezen en voor andere volkeren in de gekoloniseerde wereld die door de koloniale machten in de oorlog werden gesleurd. De Belgische missionaris van het Heilig Hart Gustaaf Hulstaert noteerde het ongenoegen van zwarten over hun inlijving in een oorlog onder blanken waar ze niets mee te maken hadden. Ze zegden: “Laat de Belgen aan Duitsland een deel van Congo geven, dan kan er vrede komen.” Op die manier legden Congolezen eigenlijk de diepere inzet van de oorlog bloot: een strijd tussen imperialistische machten voor grondstoffen, afzetmarkten, kolonies. De overwinnaars van de Eerste Wereldoorlog hadden de kolonies van Duitsland onder elkaar verdeeld als oorlogsbuit. De Volkerenbond , voorloper van de Verenigde Naties, moest toezicht uitoefenen op het bestuur van deze ‘mandaatgebieden’. Zelfs het kleine België werd niet vergeten: het kreeg het mandaatgebied Rwanda-Burundi in de schoot geworpen. De replay van de Grote Oorlog, een kwarteeuw later, moest de Duitse elite Lebensraum opleveren. De onderwerping en kolonisering van Oost-Europa als Hinterland en reservoir van graan, olie en dwangarbeiders kwam als eerste doel in het vizier van de nazi’s, maar al vlug strekten de militaire tentakels van de Asmogendheden zich ook uit naar de koloniale rijken van de Geallieerden. Ook naar Belgisch Congo, waarvan de nazi’s droomden dat het een centrale rol zou spelen in een Duits Mittelafrika. De Britten hadden goed begrepen waar Berlijn op uit was, want in de jaren voor het uitbreken van de wereldbrand benaderde Londen de nazi’s discreet met het voorstel om in het kader van hun Appeasement Policy hen enkele kolonies te schenken. Geen gebieden uit hun eigen koloniale rijk of uit dat van Frankrijk, maar brokken van Congo en van Portugees Angola moesten Berlijn ervan weerhouden een veroveringsoorlog in Europa te beginnen. Ook de Franse premier Paul Reynaud dacht in die richting. Woedend omwille van de capitulatie van de Belgische koning Leopold III voor het Duitse invasieleger (28 mei 1940), zei hij te overwegen om Belgisch Congo als ‘onderhandelingskaart’ te gebruiken.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be