De vluchtelingenproblematiek eist al een tijd de volle aandacht op. Opmerkelijk daarbij is het contrast in houding tussen de vluchtelingen en de (Europese) politici. Immers, daar waar de vluchtelingen een ongeziene verbetenheid tonen om de vesting open te breken die rond Europa is opgetrokken, blijven politici aarzelen en worden een aantal initiatieven verdedigd waarvan het een al humaner dan het ander kan worden geduid.
Nochtans zouden die weifelende politici dezelfde verbetenheid aan de dag moeten leggen. Ook zij zouden jusqu’au bout moeten gaan. Als het erom gaat een humanitaire ramp te vermijden, is de morele en politieke calculatie dan niet snel gemaakt? Wat voor een gastheer is Europa eigenlijk als het een hek optrekt of de deur sluit met als gevolg dat diegene die aanklopt een quasi gewisse dood sterft?
Het is hier dat we kunnen verwijzen naar het werk van de Franse filosoof Jacques Derrida. In een tekst uit 1997 maakt hij een onderscheid tussen twee vormen van gastvrijheid. Enerzijds is er de gastvrijheid van bezoek en anderzijds is er de gastvrijheid van de uitnodiging.
De eerste vorm is een ethische vorm van gastvrijheid gezien ze verwijst naar een onvoorwaardelijke, categorische eis om de vreemdeling, in het bijzonder de immigrant, balling, vluchteling, gedeporteerde, uitgewezene, staatloze, papierloze zonder voorwaarden en met open armen te ontvangen. Derrida spreekt in dit verband over een ‘zuivere gastvrijheid’ en zelfs over een ‘Messiaanse openheid’ voor de toekomst gezien men zich openstelt voor de absolute verrassing die gepaard gaat met de komst van de ander. (Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be