In een tekst ter begeleiding van haar science fiction/fantasyroman The dispossessed las ik van de hand van Ursula Le Guin:
[In de roman komt een vorm van anarchisme voor]. Niet dat van de jongens die met bommen in hun zak lopen, want dat is terrorisme, wat voor naam ze er ook aan geven willen om het op te luisteren, evenmin het sociaal-darwinistische economische ‘libertarisme’ van uiterst rechts, maar anarchisme zoals dat al aangekondigd is in de vroege taoïstische gedachte, en uiteengezet door Shelley en Kropotkin, door Goldman en Goodman. Het voornaamste doelwit van het anarchisme is de autoritaire Staat (om het even of die kapitalistisch of socialistisch is); zijn voornaamste zedelijk-praktische thema is de samenwerking (solidariteit, wederzijdse hulp). [vertaling Jean A. Schalekamp]
Ik vind dit een van de mooiste en meest concieze beschrijvingen van het anarchisme die ik zelf niet zo zou hebben kunnen bedenken. Daar heb je literatuur voor.
Le Guin heeft een soort het-beste-van vertalingen van de Daodejing samengesteld, zonder zelf Chinees te beheersen, maar uit literaire overwegingen. Zoals de kwatrijnen van Omar Khayyám allang Engelse (FitzGerald) of Nederlandse (Leopold, Boutens, De Haan enzovoort) literatuur zijn geworden, losgekoppeld van de oorspronkelijke dichter. Dat de Tao iets met anarchisme te maken heeft is een interpretatie die al rondwaart sinds de tekst in Europa en Noord-Amerika beschikbaar is in Europese talen. Een Europese ingewijde als Kristof Schipper bevestigt het anarchistische van de Tao. Hoewel het woord anarchisme uit het Europa van de negentiende eeuw stamt (“L’anarchie c’est l’ordre” – het begint met Proudhon) kan het streven terug in de geschiedenis waargenomen worden en het zou van Europees-koloniale annexatiedrang getuigen om dit te ontkennen. Le Guin ziet het bij de Tao, voor nogal wat (tamelijk) eigentijdse schrijvers is Prometheus het mythologische symbool van de anarchie. De halfgod die tegen de wil van de goden het vuur aan de mensen schenkt en hier ten eeuwigen dage voor gestraft wordt. Het loopt tegelijkertijd wel en niet goed af dus.
Prometheus is misschien ook daarom een mooi voorbeeld omdat hij illustreert dat de macht of desnoods het bestaan van (de) god(en) ontkend kan worden, zij trekken toch aan het langste eind. Het heeft mij altijd gefascineerd hoe men zich denkt te kunnen verzetten tegen “iets” of “iemand” van wie men het bestaan ontkent. Een verklaring zou kunnen zijn dat het anarchisme inherent religieuze trekken heeft (Proudhon getuigt hier bijvoorbeeld zelf al van). Het verwachten van de Revolutie omstreeks de vorige eeuwwisseling en de bijbehorende teleurstelling, in Nederland sterk gesymboliseerd door de voormalige predikant Domela Nieuwenhuis, verwijst er ook naar. Het tegenstrijdige is overigens schijnbaar: Spaanse anarchisten in de burgeroorlog streden tegen de roomse kerk en de vertegenwoordigers ervan, maar dit wil niet zeggen dat de beweging zelf geen eschatologische trekken had of heeft. Er is een misschien wel onoverbrugbaar verschil tussen inspiratie, geloof en religie enerzijds en godsdienst anderzijds.
Mooier kan het niet geïllustreerd worden dan het verhaal van de Groot-Inquisiteur van Sevilla, die voorkomt in Dostojewski’s Gebroeders Karamazow. De inquisiteur krijgt de op aarde teruggekeerde Jezus voor zich en vertelt Degene in Wiens Naam hij daar zit dat het volk niet zit te wachten op de vrijheid die Jezus wil brengen. Derhalve wacht Hem de brandstapel. Jezus zwijgt en kust de inquisiteur ten afscheid.
Het verhaal online.
Dostojewski verwoordt in dit verhaal voortreffelijk het verschil in geloof, dat vrijheid brengt, en godsdienst, een georganiseerde vorm van onderdrukking die overeenkomt met de staat. In het zwijgen ligt de vrijheid – merkwaardige vaststelling in een culturele omgeving die voortdurend luidverkondigde meningen lijkt te vergen. Zwijgen is belangrijk en veelzeggend (!) juist ook in de literatuur. Al dan niet in verband met de anarchie die de orde is. Ik kom er op terug.