Chester Arthur Burnett, geboren in 1910 in White Station, Mississippi, beschikte over een indrukwekkende stem en een al even indrukwekkende gestalte. Zijn artiestennaam ‘Howlin’ Wolf‘ ontleende hij aan de waarschuwingen van zijn grootvader, die hem als kind vertelde dat ‘de huilende wolven’ hem zouden grijpen wanneer hij zich misdroeg.
Chester’s ouders gingen uit elkaar toen hij nog erg jong was. Zijn moeder was een diep religieuze vrouw die de muziek van haar zoon zag als ‘het werk van Satan’ en zelfs weigerde geld van hem aan te nemen.
Het werk van Howlin’ Wolf uit de jaren ’50 en de vroege jaren ’60 is klassiek. Britse bands als de Rolling Stones, de Yardbirds en de Pretty Things koesterden een mateloze bewondering voor zijn muziek. Bij het Europese witte publiek was Howlin’ Wolf lange tijd populairder dan in zijn thuisland, de VS. Overigens gold dat voor wel meer zwarte artiesten: Muddy Waters verkocht in absolute aantallen meer platen in Europa dan in de VS. In de tweede helft van de jaren ’60 nam de Wolf enkele platen op met Britse bluesrock-artiesten, maar dat werk kan niet in de schaduw staan van zijn werk uit de jaren ’50 en de eerste helft van de jaren ’60.
In tegenstelling tot veel van zijn collega’s ging het Howlin’ Wolf ook financieel voor de wind. Deels omdat hij zich onthield van het drank- en drugsmisbruik waaraan veel van zijn collega’s bezweken, maar ook omdat hij een slimme zakenman was, die zich niet liet bedonderen. Hij verdiende goed, leefde sober en betaalde zijn bandleden een prima salaris, wat tamelijk uitzonderlijk was voor die tijd. Het stelde hem in staat altijd de beste muzikanten te rekruteren voor zijn band.
Eind jaren ’60 begon hij te sukkelen met zijn gezondheid en n 1976 overleed de Wolf aan de complicaties die het gevolg waren van een nieroperatie.
‘The Red Rooster’ werd onder de titel ‘Little Red Rooster’ een grote hit voor The Rolling Stones. Het is een compositie van Willie Dixon, een van de meest onderschatte songschrijvers van de twintigste eeuw.