Het rommelt bij PostNL. Al jaren ronselt het bedrijf, zonder dat het sociale premies betaalt, illegale werknemers onder de zwakkeren van de samenleving.
“We moeten dat lamlendige lompenproletariaat eens aan het werk zetten!!1! Maar het liefst zo goedkoop mogelijk, met minimaal bedrijfsrisico en graag geen gezeik met sociale premies!!”. Deze, of woorden van gelijke strekking, klonken volgens ingewijden al jaren door de donkere gangen van de human resource martelkelders van het hogere management van PostNL.
Volgens een oud-pakjesbezorger, die onder strikte voorwaarde van anonimiteit zijn verhaal wilde doen, is er jarenlang met goedkeuring van de Nederlandse fiscus en onder toeziend oog van de toenmalige directeur Cees Helman, gezaagd aan de rechtszekerheid van het personeel. Eerst waren daar de reorganisaties en de massa-ontslagen, en na een hongerwinter van Marxiaanse Verelendung kwam langzaam maar zeker de herrecrutering op gang. Het stukloon dat deze opzettelijk gecreëerde onderklasse van gedwongen zelfstandigen uiteindelijk toucheerde was gemiddeld minder dan €0,50 per bezorgd pakje. Als de pakjesbezorger het pakje dezelfde dag niet afleverde, of bij afwezigheid bij een van de buren ook niet daar bezorgde, dan moest hij het de volgende dag alsnog gratis bezorgen. PostNL toucheerde per pakje in alle gevallen natuurlijk de volle mep.
“Voor jou honderd anderen”, zou PostNL gezegd hebben toen Johan om betere arbeidsomstandigheden vroeg. Er was geen beginnen aan. Johan werkt nu niet meer bij PostNL. Twee jaar geleden bekeerde hij zich tot de Islam en verdiepte zich in de Jihad. Met hetzelfde busje waarmee hij jarenlang pakjes rondbracht, is hij eind 2013 naar de Turks Syrische grens gereden. Samen met zijn Belgische vrouw en hun 3 kinderen -waarvan de jongste uit een eerder huwelijk- wilden zij een nieuw bestaan opbouwen aan de economisch welvarende rand van het nieuwe kalifaat.
Johan is nu bijna 100% gefundamentaliseerd en spreekt hoofdzakelijk het lokale dialect: Een mengelmoes van Turks, Arabisch en Aramaïsch. Met zijn busje, waarop hij naar lokaal gebruik een BMW-logo heeft geplakt, rijdt hij dagelijks voor de Turkse geheime dienst in opdracht van de NAVO blikjes met konijnenvoer de Turks-Syrische grens over richting Palmyra. Achterin, aan de binnenkant van het raam, hangt een poster van Koos Wiebes, de nagenoeg onbekende broer van Eric Wiebes, die al decennia in de regio woont en vrijwel op hetzelfde moment als Johan allegiance heeft gepletsjt aan ISIS. Waarom konijnenvoer? Konijnen in Palmyra zijn het kind van de rekening. Onder Assad werden konijnen met teflonpompen volgepompt met glycol en als hondsdolle vleermuizen in barrel-bombs uit een tweedehands Maleisisch vliegtuig op de arme bevolking van Syrië gegooid. Maar sinds de huurlingen van ISIS Palmyra hebben overgenomen, is het met de konijnen in Syrië nog veel droeviger gesteld. Ze zouden tot aan hun hoofd ingemetseld zijn in de ruïnes en ’s nachts in de verstenende kou de meest verschrikkelijke kreten slaken die de nog overgebleven dorpsbewoners associëren met de satanische paringsdans van oude Egyptische demonen. Andreas Kouwenhoven, journalist bij kwaliteitskrant NRC en oud-voorzitter van de Turkse liberale denktank “De Onderzoeksmarmot”, heeft er begin 2014 nog een onderzoek aan gewijd, maar de toenmalige hoofdredacteur van zijn krant, een illegale immigrant uit Negeria die daar vandaan vluchtte toen onder druk van de VS de illegale patatindustrie aan banden werd gelegd, wilde het niet publiceren omdat het doorspekt zou zijn van homofobie, plaatsvervangend antisemitisme en verdisconteerde cashflowanalyse.
Johan droomt. Hij droomt van een beter bestaan voor zijn vrouw, zijn kinderen en hun busje. Aan Nederland denkt hij soms wel eens terug: “Niet alles was er slecht. We hadden een voedselbank, een beperkte vrijheid van meningsuiting, diverse kranten die hetzelfde nieuws brachten en bijna elke avond een TV-programma waarin een immer knikkende infidel met virtuele krulspelden tussen elf en twaalf interessante mensen bombardeerde met chemische aanvallen van verstikkende spruitjeslucht. En we hadden voor dezelfde misdrijven verschillende woorden. Als de ene regering mensen uitmoordde dan was dat zelfverdediging of collateral damage bij het verspreiden van democratie en het verjagen van boze dictators. Als een andere club mensen doodde dan was dat een oorlogsmisdaad en vanaf een slachtoffer of twintig genocide. Wat goed en kwaad was, werd door politiek en media dagelijks nauwgezet voor ons bijgehouden door mensen die er echt verstand van hadden. Hier is dat veel ingewikkelder omdat er aan de grens van Turkije en Syrië een hele andere moraal heerst dan in Nederland. En ik heb hier ook geen TV trouwens.”
Zijn vrouw, die gekleed gaat in een soort bivakmuts, brengt ons koekjes en thee. Johan begint uitbundig te vertellen: “Het is gewoon best raar hier. De sultan (burgemeester red.) van Fucnut, een klein grensdorpje hier vlakbij, is een Joodse Armeniër. Amsel-Jan Aboutalebasherian is een zelfkritische Jood die vindt dat Joden in Turkije meer moeten doen om de normen en waarden van het land waarin ze wonen te respecteren en anders moeten ze maar oprotten. Heftig he? Hij heeft er zelfs voor geijverd om op scholen het vak cultureel antisemitisme in het curriculum op te nemen zodat de autochtone Turken een kritische blik leren ontwikkelen jegens de soms lastige lokale Joodse minderheid. Aan de andere kant kunnen de Joden in het bergachtige dorpje meer zelfbewustzijn ontwikkelen en zich realiseren dat je niet overal respect kunt afdwingen voor hun normen en waarden, want men is immers al honderden jaren slechts te gast in Fucnut. Aboutalebasherian zelf geldt als succesverhaal. Door zich aan te passen, goed te integreren, hard te werken en af en toe zijn volk op zijn falie te geven, heeft hij de wankele maatschappelijke ladder op succesvolle wijze weten te beklimmen, en daarbij het respect afgedwongen van het diverse palet aan minderheden hier in de regio.”
Johan blikt ook regelmatig terug op zijn leven in Nederland. Zou hij zich bij ISIS hebben aangesloten als hij door PostNL beter zou zijn behandeld? Hij weet het niet, maar uiteindelijk komt de aap uit de mouw. “Ach weet je, we noemen het ISIS hier, maar de echte strijd wordt natuurlijk verderop geleverd. We zijn hier een soort Jalta of PKK zeg maar. We doen wat PR, wat administratief werk. We regelen de logistiek van het konijnenvoer en af en toe onthoofden we iemand op verzoek van een voorbijkomende cameraman of fotograaf van een Amerikaanse filmproductiemaatschappij of nieuwszender. Maar de omstandigheden zijn beter dan bij PostNL. Als ik een maand goed draai, houd ik na 2% belastingaftrek ruim tweeduizend dollar over. Schoon in ’t bakkie. Maar om op je vraag terug te komen: Ik denk het niet. Ik denk dat als ik een normaal loon, normale werkuren en vrije dagen had gehad en niet van 300 euro in de maand had moeten rondkomen, ik nooit deze stap had gezet.”
Het grimmige verhaal van Johan is ook het verhaal van zoveel anderen. Jonge Nederlandse mannen. Huisvaders die hun dromen als pakjesbezorger in rook op zagen gaan en met hun busje de eieren voor hun geld verruilden voor de duigen van de barrel bombs en de blikken met konijnenvoer. We kunnen oordelen maar we mogen niet oordelen, omdat het hobbelige pad van de één nu eenmaal niet de snelweg van de ander is. Het is tijd om te gaan. Johan kan niet te lang blijven op één en dezelfde plek blijven met zijn gezin. Het is te gevaarlijk.
We nemen afscheid. In de verte verdwijnt het busje in de stofwolken van onzekerheid. Druppeltjes condens van water en benzine vallen als tranen uit de verdrietig ogende uitlaat en verdampen vrijwel meteen en opnieuw in het gloeiendhete middagzand. Wat overblijft is een uit de laadbak gevallen blikje konijnenvoer dat de hete middagzon symbolisch in mijn ogen kaatst en mij verblind achterlaat in verlammende zelftwijfel en diepgevoelde nederigheid.