Blij met de Bungehuisbezetting

Als ik naar de smalle ingang van het Bungehuis loop kom ik langs zo’n rollend reclamebord, waarop een Jongedame wordt toegesproken over broodnodige twijfel. Ik ben de bewoording alweer vergeten, het is zo door en door treurig hoe de Universiteit van Amsterdam zich als bolwerk van Dwarse Denkers in de Markt denkt te zetten door middel van reclame (ook “divers”, wat dan door geviltstifte activisten weer op de hak genomen wordt).

Ik was bij vergissing de Spuistraat ingeslagen, de grote attractie voor vele toeristen met zijn kraakpanden of quasi-kraakpanden met bijbehorende beschilderingen. Maar ieder nadeel heb zijn voordeel: voor de goedereningang vind ik een slaapzak die nogal wat vochtigheid uit de lucht heeft opgenomen, en die naar ik vermoed bestemd is voor de bezetters v/m. Ik raap hem op en breng hem naar het raam waardoor mensen en voorwerpen in en uit gaan – heb zelf een afgeschreven slaapzak bij mij die toevallig klaarlag voor afvoer, daarvoor ben ik hier.

De jongen aan het raam zegt dat het vooral koud is voor degenen die ’s nachts op wacht staan. Dat kan ik mij voorstellen – de Uilenburcht indachtig die dezer dagen 34 jaar geleden gekraakt is (het was mijn idee, ook dat nog) – met een dreigend eind hout of een ijzeren staaf op de schouder de hele nacht aan het raam om een volgend bezoek van een knokploeg tegen te houden. Dat doen ze hier natuurlijk niet, gelukkig, die dreigende dingen. De knokploeg komt in uniform – als hij komt. Dus ik toon mijn begrip als oud-kraker en -bezetter. het laatste woord trekt de belangstelling van de bezetter van nu. “Wanneer?” vraagt hij. “69-70” antwoord ik naar waarheid (leesvoer). Hij steekt zijn hand uit: “Voorbeeld!” In de jaren tachtig was je automatisch een stomme ouwe hippie – deze generatie bezetters v/m is veel liever, ook misschien dan die van “mijn” tijd (kan ik dat beoordelen?). Maar dat willen ze waarschijnlijk terecht niet horen, ouwe zak, zei hij tegen zichzelf.

Er is nog veel dat ik wil schrijven over deze actie, dat moet nu wachten. Ik verwijs even naar twee stukken:

De geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam (UvA) begint als Athenaeum Illustre in het jaar 1632 – de tijd van Descartes en de geboorte van de moderne wetenschap. Bij binnentreden van de nieuwe tempel op Roeterseiland straalt het academische zelfbeeld de bezoeker tegemoet: onder goedlachse zwart-wit portretten van studenten en hoogleraren staan klinkende oneliners als ‘kritisch’, ‘altijd beargumenteren’ en ‘onafhankelijk’. In diezelfde ruimte vindt ook Room for Discussion plaats; een wekelijks discussieplatform waar academici, politici en zakenlui door economiestudenten aan de tand gevoeld worden. Al met al suggereert de entree dat dit kennisinstituut alle ruimte creëert voor onafhankelijke waarheidsvinding en onophoudelijk debat. Achter de façade schuilt echter een realiteit die radicaal indruist tegen het gelikte zelfbeeld.

Uit: De Nieuwe Tempel, voordracht gehouden op 19 februari in het Bungehuis, hier verder te lezen.

En de open brief van (oud-)medestrijder en -werker (en soms dan ook weer tegenwerker maar sans rancune uiteraard) Tjebbe van Tijen aan de tegenstanders van de bezetting. Een proeve:

Stapje voor stapje, plakje voor plakje

decennialang is het onderwijs

dat zich HOGER durft te noemen

omlaag gehaald,

afgeknepen, gekortwiekt,

geprivatiseerd tot op de studiefinanciering.

Hele bibliotheken zijn verkwanseld

weggooien van kennis en hen die dat hadden opgebouwd.

Voor het eerst in vele jaren zie ik een nieuwe generatie

in OPSTAND komen

dat STEMT BLIJ die

BUNGEHUISBEZETTING anno 2015

die niet al na een paar uren of dagen opgeheven wordt.