Zorg aan huis, wat een ellende

zustertje
“Dag buurvrouw, ik kom even wat vaseline op uw deurslot smeren. Vindt u dat goed?”

“Bent u van de woningbouw?” Buurvrouw heeft de deur op en kier, twee paniekogen kijken mij wantrouwig aan.

De buurvrouw is dement. Dat begon enkele jaren geleden opeens op te vallen. Doof was ze toen al. Daarom schreeuwde ze enorm. Haar dochter, die dagelijks bij haar op bezoek kwam, schreeuwde nog harder. De naaste buren, waaronder ik, konden de gesprekken, die meestal in ruzies ontaardden, goed volgen. Niemand zei er iets van. Het duurde altijd maar even en dat de televisie van de buurvrouw erg hard stond namen we ook maar voor lief. Ze was al zo oud, maar niemand wist precies hoe oud.

De dochter van de buurvrouw vertelde desgevraagd dat haar moeder al 82 was en lastig. Buurvrouw vergat dikwijls het gas uit te doen, sloeg af en toe wartaal uit, wist niet meer wat voor dag het was en die dochter zat daar maar mooi mee. Buurvrouw wilde geen hulp van vreemden en al helemaal niet naar een tehuis. Buurvrouw wilde thuis blijven wonen, want zij mankeerde eigenlijk niets. Dat vond zij zelf. Dat vertelde de dochter.

Op een dag klonk er hulpgeroep. Buurvrouw was gevallen, zij lag gestrekt in haar tuintje. Haar kleine hondje was bezig een gat te graven. Een surrealistisch beeld wat ik beneden in die tuin zag. Of ik maar even een kraan van Saan wilde bellen, want zelf kon buurvrouw niet overeind komen. Binnen tien minuten was de ambulance gearriveerd. Buurvrouw werd even nagekeken en verder gebeurde er niets. Enkele weken later lag ze daar weer om hulp te roepen.

Haar gasfornuis werd vervangen door een elektrisch kookstel. Ze kreeg een alarmknop. En ze kreeg hulp aan huis. Heel veel hulp. Elke dag werden wij, de buren, opgeschrikt door de keiharde knal van de voordeur van de buurvrouw. Twaalf keer per dag, want buurvrouw wilde niet naar een tehuis. Althans, volgens haar dochter.

“Nou, u doet maar hoor. Ik ken u wel ergens van, maar al sla je me dood, ik weet het niet.”

Een lik vaseline op het slot en het leed was geleden. De deur sloot weer soepel zonder kabaal.

Of ik even binnen wilde komen. Zo ontstond een raar gesprek. De buurvrouw was er veel erger aan toe dan ik had gedacht. Ondanks het bataljon hulpverleners dat dagelijks bij haar over de vloer kwam stonk de woning enorm. Het was een rommeltje. Buurvrouw beklaagde zich over alle hulpen. Van geen een deugde er iets. Ze begreep ook niet waarom ze niet naar het ouwewijvenhuis [sic] mocht. Zo was het niks. Kon ze beter dood zijn. Al die vreemde snuiters over de vloer.

Opeens wist ze weer dat ik boven haar woonde. Of ik er niet iets aan kon doen, wilde ze weten. Haar dochter keek inmiddels nog nauwelijks naar haar om. Die had al die hulp geregeld. Moeder zou wel in goede handen zijn.

Buurvrouw wilde dit allemaal niet. Ze werd er onrustig en angstig van. Er kwamen ook telkens andere mensen. Nu zou dat aan haar dementie kunnen liggen, maar het was mij ook al opgevallen dat er telkens andere hulpverleners verschenen. Buurvrouw was erg ongelukkig. Opeens barstte ze in tranen uit. Kort daarop in lachen.

Een paar maanden later, op nieuwjaarsdag 2015, was er paniek voor de deur. Politie en een ambulance. Buurvrouw werd op een brancard afgevoerd. Ze was weer gevallen en dit keer had zij op haar alarmknop gedrukt.

De dochter vertelde een maand later dat haar moeder in het verpleeghuis was opgenomen. Tijdelijk, want het was de bedoeling dat zij weer naar huis ging. Dat was namelijk veel beter voor moeder, vond het verpleeghuis. Fijn terug in haar eigen vertrouwde huisje met alle hulp die noodzakelijk en beschikbaar is. Het was immers tot die val heel goed gegaan en oude mensen moet je nu eenmaal niet willen verkassen. De dochter was daar erg boos over. Want moeder wilde helemaal niet terug naar huis. Zij had het prima naar haar zin in het verzorgingstehuis en was wonderbaarlijk snel weer opgeknapt.

Niemand weet wat er daarna precies gebeurd is. De buurvrouw is nu geen buurvrouw meer. Zij woont nu definitief in het verzorgingshuis en het gaat heel goed met haar. Voor zover je van goed kunt spreken natuurlijk. Dementie is een erg nare ziekte. De dochter gaat elke week op bezoek en ze maken geen ruzie meer.

De dochter vertelde ook, dat haar moeder eigenlijk meteen toen het slechter ging naar een tehuis wilde. Maar dat iedereen die daarover ging haar had wijsgemaakt dat het veel beter was om thuis te blijven wonen. De dochter was daar ook ingetrapt. Daar heeft ze nu spijt van, ze heeft last van schuldgevoel. Maar ja, als iedereen het zegt, zelfs de regering, wat moet je dan?