Wij moslims moeten helemaal niks, maar nu ik je aandacht toch heb…
Twee non-discussies domineren al maanden de nationale aandacht. De eerste gaat over Zwarte Piet, de tweede over moslims en iets met paspoorten en distantiëren. Beiden een non-discussie omdat het racisme ervan afdruipt; hoe kun je daarover discussiëren? Nog belangrijker is de vraag, waarom zou je daarover discussiëren?
Wat zegt het eigenlijk dat mensen van kleur ‘in debat’ moeten gaan over hun grondrechten? Precies, dat deze grondrechten dagelijks ter discussie staan. Dit heeft de volgende bizarre situatie in Nederland gecreëerd: Gert-Jan gooit je op de grond en gaat op je rug staan. Jij roept natuurlijk ‘hé Gert-Jan, ga der eens af, joh!’ Gert-Jan vindt niet dat er een probleem is, want hij ervaart het zelf niet zo. Toch is hij bereid, tolerant en geciviliseerd als hij is, met je in dialoog te treden.
Gert-Jan Syndroom
Met de jaren worden de onderhandelingen zwaarder, net als Gert-Jan; hij is gek op bier en krijgt een buikje. Voortbouwend op de trotse traditie van zijn voorouders –het Nederlandse poldermodel– doet Gert-Jan een pijnlijke concessie: Voortaan zal hij zijn schoenen uittrekken wanneer hij op je rug gaat staan. Wanneer je hier geen genoegen mee neemt, wordt Gert-Jan emotioneel. Met tranen in zijn ogen slaat hij uit: ‘Het is ook nooit goed!’ Boos en verdrietig staakt hij de onderhandelingen.
Deze analogie laat zien wat het probleem is met het zogenaamde dialoog: er ontbreekt een analyse van macht, witte macht. De plaatsen waar macht geconcentreerd zit (redacties, politiek, rechtbanken, besturen van onderwijs instituten, politie) zijn wit. Zij maken de wetten, hebben een geweldsmonopolie op straat, delen straffen uit, bepalen het school curriculum, geven het dominante discours vorm, etc.