Wereldwijd protest tegen economische en politieke kaste

Een jaar geleden kwam in Frankrijk een beweging op gang die zich verzette tegen stijgende brandstofprijzen en kosten van het levensonderhoud. Deze ‘Gele Hesjes’ zijn in Europa wellicht de bekendste recente protestbeweging als uiting van groeiend ongenoegen over de politieke en economische kaste aan de macht.

Ook elders in de wereld zijn stijgende benzineprijzen de aanleiding voor fel en grootschalig protest van een bevolking die het alsmaar moeilijker krijgt om de eindjes aan elkaar te knopen. Daarnaast blijkt ook dat veel mensen – in wat begint te lijken op een wereldwijde protestbeweging – niet langer de praktijken van een corrupte en/of autoritaire elite aanvaarden. Hierna een overzicht van recente en actuele protestbewegingen in een aantal landen – een lijstje dat lang niet volledig is – maar toch duidelijk maakt dat 2019 een jaar was van massaal sociaal verzet dat lang nog niet aan zijn einde toe is en ook resultaten heeft geboekt.

Hongkong

In Hongkong startten de protesten in maart 2019, eerst nog op kleine schaal als reactie op de plannen van het bestuur om misdadigers uit te leveren aan China. Hongkong is een speciale bestuurlijke regio na de overdracht van de Britse kolonie aan China in 1997. De stadstaat behield zijn eigen bestuur – volgens het principe van één land met twee systemen – met een ‘Legislative Council’ (Legco) waarin 70 leden zetelen (de helft verkozen via algemene verkiezingen, de andere helft als vertegenwoordiger van beroepsgroepen). Sinds 2017 is Carrie Lam de bestuursvoorzitster.

Een groeiende protestbeweging eiste de intrekking van de geplande uitleveringswet. Als gevolg van het hardhandig politie-optreden breidden de betogers hun eisen uit en verhardden ook de acties. De demonstranten willen een erkenning van hun recht om te protesteren, eisen de vrijlating van gearresteerde betogers, een onderzoek naar het politiegeweld en het aftreden van Carrie Lam. Het bestuur stelde de behandeling van de uitleveringswet wel uit, maar trok ze niet in. De protestbeweging deinde uit met dagen waarbij honderdduizenden de straten introkken.

Op 5 augustus kwam het tot een algemene staking met onder meer de bezetting van de luchthaven. De confrontaties met de politie werden grimmiger. De politie schoot met scherp en manifestanten gooiden molotovcockails. Begin september trok het bestuur de uitleveringswet definitief in, maar weigerde een onderzoek naar politiegeweld. In november kwam het tot een bezetting van een universiteitscampus die de politie daarop omsingelde met hardhandige confrontaties en grootschalige arrestaties. Op 24 november toonde de uitslag van lokale districtsverkiezingen – met hoofdzakelijk slechts adviserende macht – de enorme steun van de bevolking voor de protestbeweging.

Ecuador

Op 1 oktober kondigt president Lenin Moreno een pakket van maatregelen aan dat een akkoord met het Internationaal Monetair Fonds moet uitvoeren als voorwaarde om een lening van 4,2 miljard dollar te krijgen. Hij wilde daarmee in de oliesubsidies snijden omdat die 1,4 miljard dollar van het overheidsbudget opslorpen. Ook het openbaar vervoer zou duurder worden. Lenin Moreno was in 2017 nochtans verkozen met een programma dat de voortzetting beloofde van het beleid van zijn voorganger Rafael Correa die het land leidde van 2007 tot 2017.

Toen Correa aantrad brak hij met het neoliberaal beleid en drong hij de invloed van IMF en Wereldbank terug. De armoede die in 2001 nog 40% bedroeg daalde vooral onder Correa’s bewind fors tot 17%. Daarnaast werden de olie- en andere inkomsten gebruikt om meer te investeren in onderwijs en gezondheidszorg. Een zware aardbeving en de daling van olieprijzen drukten de economische groei naar een gemiddelde van amper 0,6% vanaf 2015 terwijl die in 2012 nog 5,6% bedroeg.

De protestbeweging tegen de maatregelen van Moreno werd geleid door vakbonden, studentenbewegingen en vooral een platform van organisaties van de inheemse bevolking. Chauffeurs en inheemse groepen kwamen op straat en legden wegblokkades aan. Manifestanten bezetten petroleuminstallaties en omroepgebouwen. Het oorspronkelijk vreedzame protest werd grimmiger als reactie op het gewelddadig optreden van de politie en omdat Moreno de manifestanten afschilderde als ‘criminelen’. De president zette ook het leger in en zag zich verplicht om zich met zijn regering te hervestigen buiten de hoofdstad Quito in Guayaquil.

De confederatie van inheemse volken (CONAIE) lijstte drie voorwaarden op vooraleer te willen onderhandelen: het ontslag van een aantal ministers (waaronder Defensie), terugschroeven van de energieprijsstijgingen en het opnemen van verantwoordelijkheden voor de doden en gewonden die gevallen zijn tijdens de protesten. Op 11 oktober kondigde de regering de noodtoestand af. Twee dagen later kwam het tot een akkoord tussen demonstranten en de regering met onder meer de terugkeer van de oliesubsidies en het intrekken van een controversieel IMF-pakket. Er wordt ook een onderzoek aangekondigd naar het politiegeweld. Tijdens de twee weken van protest vielen 8 doden, 1.300 gewonden. De ordediensten arresteerden 1.200 mensen.

Chili

In Chili startte het protest als gevolg van de aankondiging dat de prijzen van het openbaar vervoer in de hoofdstad Santiago met 4% zouden worden opgetrokken. Op 7 oktober lanceerden scholieren een campagne waarin ze weigerden te betalen voor het metrovervoer. Het kwam tot gewelddadige incidenten en sluitingen van metrostations. Het protest deinde uit waarbij barricades werden opgetrokken in de hoofdstad. President Piñera kondigde de noodtoestand af en zette het leger in.

Hoewel de president de prijsstijging van het openbaar vervoer weer introk en de oprichting van een dialoogpanel aankondigde, bleef het straatprotest doorgaan en kwam het openbare leven stil te liggen na de sluiting van winkels en scholen. Ook in andere steden waren er betogingen. Piñera sprak van een “oorlog tegen een machtige vijand”. Op 25 oktober trokken meer dan een miljoen manifestanten de straat op in heel Chili die het aftreden van de president eisen. Twee dagen later namen 8 ministers hun ontslag.

Chili is een van de meest ongelijke naties in Latijns-Amerika. De neoliberale politiek die Augusto Pinochet onder invloed van de ‘Chicago-school’ met harde hand invoerde na diens staatsgreep in 1973 is ook na diens aftreden in maart 1990 door zijn opvolgers verdergezet. De helft van de werknemers moeten rondkomen met 450 euro per maand. De algemene klacht luidt dat dit ruimschoots onvoldoende is om te overleven. De dienstverlening in zowel het transportwezen, het onderwijs als de gezondheidszorg is verregaande geprivatiseerd en is voor velen onbetaalbaar geworden. Het weinige dat rest van overheidsinstellingen in deze sectoren is van slechte kwaliteit en heeft te lijden van een gebrek aan investeringen.

Er is inmiddels een politiek akkoord dat een grondwetsherziening voorziet. Het protest lijkt wel nog steeds door te gaan. Het extreme geweld van de politiediensten en leger maakte al 23 doden en 2.000 gewonden van wie 280 met oogletsels. Er is sprake van 7.000 arrestaties. Er is een onderzoek gestart naar 800 klachten over slagen, folteringen en seksueel misbruik met inbegrip van verkrachtingen.

Bolivia

In Bolivia was het protest aanvankelijk gericht tegen de herverkiezing van Evo Morales als president. Volgens een rapport van de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en de oppositie was er fraude mee gemoeid, een conclusie die niet door iedereen wordt gedeeld en onder meer wordt tegengesproken door het Center for Economic and Policy Research. Er volgden protestmanifestaties tegen Morales, die hoewel hij nieuwe verkiezingen in het vooruitzicht stelde, werd gedwongen om af te treden onder druk van leger en politie.

Morales spreekt van een staatsgreep en zoekt asiel in Mexico. Nadat ook constitutionele opvolgers in lijn ontslag namen, riep de vici-voorzitster van de Senaat, Jeanine Añez, zich uit tot nieuwe president. Ze zaait meteen verdeeldheid door aanvankelijk geen lid van de inheemse bevolking in de regering op te nemen, publiekelijk met de bijbel in de hand het paleis te betreden, Juan Guaido als president te erkennen van Venezuela, Cubaanse dokters uit te wijzen en een decreet te tekenen dat militairen immuun maakt voor juridische vervolging als ze misdaden begaan tijdens de ordehandhaving. Op 13 november wordt aan leden van de Beweging naar het Socialisme (MAS), de partij van Morales, de toegang tot het parlement ontzegd.

Er volgen verschillende betogingen van aanhangers van Morales en inheemse groepen. De manifestanten werpen barricades op. Politie en leger grijpen ditmaal hardhandig in en schieten met scherp. Na een week is er sprake van minstens 31 doden. Op 23 november komt het onder auspiciën van de Verenigde Naties tot een akkoord tussen de politieke tegenstanders – het regime van Añez en MAS – dat een einde moet maken aan de crisis en de mensenrechtenschendingen ter voorbereiding van nieuwe verkiezingen die “zo eerlijk en transparant” mogelijk moeten verlopen.

Haïti

Het protest in Haïti is al anderhalf jaar oud. Het begon in de zomer van 2018 als een reactie op stijgende benzineprijzen veroorzaakt door tekorten en het stopzetten van subsidies. Het dieptepunt was een slachtpartij in Saline, een arme buitenwijk van Port-au-Prince, waar politiemensen in uniform en bendes op 24 uur tijd 15 tot 25 doden maakten. Na weken van protest werden de subsidies weer ingevoerd. In februari 2019 kwam het tot een nieuwe golf van protest, ditmaal gericht tegen de verrijking van regeringsfunctionarissen in een corruptieschandaal rond Petrocaribe, een olieprogramma dat 12 jaar geleden door de Venezolaanse president Hugo Chavez is opgezet om arme landen te helpen bij hun oliebevoorrading onder gunstige voorwaarden.

Volgens een onderzoek zouden corrupte Haïtiaanse overheidsfunctionarissen er voor 3,1 miljard euro aan fondsen uit hebben verduisterd. Dat was voldoende voor de sterk verarmde Haïtiaanse bevolking om met nog meer vastberadenheid de straten te blijven intrekken en barricades op te werpen. Meer en meer richtte het protest zich tegen president Juvenal Moïse. Omwille van zijn vermeende betrokkenheid in de corruptiezaak en de slechte economische toestand en voedselonzekerheid eisen de demonstranten zijn aftreden. Volgens de VN zijn daarbij tussen midden september en begin november minstens 42 mensen omgekomen. Bijna de helft daarvan door toedoen van de ordediensten. Het Wereldvoedselprogramma stelt dat 3,7 miljoen mensen zich in extreme voedselonzekerheid bevinden.

Libanon

In Libanon is de politieke situatie al geruime tijd instabiel en steekt het protest al jaren geregeld de kop op uit onvrede over de sektarische politiek, de corruptie, het mank lopende bestuur en de wankele economie. Het land zit ook met een zeer grote schuldenlast waardoor de Libanese pond in waarde daalt. Het land lijdt onder een gebrekkige dienstverlening met tekorten van elektriciteits- en watertoevoer. Vier jaar geleden was er al hevig protest over het falen om een oplossing te vinden voor de afvalophaling en -verwerking waardoor het zich opstapelde in de straten van Beiroet.

Het protest dat 17 oktober uitbrak en al gauw de naam ‘oktoberrevolutie’ meekreeg, begon als een kleinschalige reactie op een reeks van regeringsmaatregelen zoals een verhoging van belastingen op benzine, graan en de onlinetelefoondienst WhatsApp. Die laatste is in Libanon erg populair, ook al omdat de reguliere telefoondiensten erg duur zijn. De reeds gestegen olie- en broodprijzen hebben gezorgd voor een groei van de werkloosheid tot 25% en veel armoede. In de week van de protesten bleek bovendien dat de regering niet voorbereid was om grote bosbranden te blussen onder meer omdat een aantal helikopters buiten dienst was wegens een gebrek aan onderhoud.

Volgens het Libanese politieke systeem zijn verkiezingen gebaseerd op religieuze afkomst en worden de leidende politieke posten op confessionele basis ingevuld. De president moet een Maronitische Christen zijn, de premier een soenniet en de parlementsvoorzitter een sjiïet.

Het protest groeide heel vlug uit tot een massabeweging die met vele honderdduizenden door de straten trok. Tijdens een incident aan een wegblokkade valt een eerste dode. Als milities en bodyguards van politieke partijen geweld gebruiken zorgt dat alleen maar voor meer olie op het vuur. Het protest groeit en wordt ook feller. Het land komt in een echte crisissituatie terecht. Banken blijven gesloten en er komen stakingen. Op 29 oktober kondigt premier Saad Hariri zijn ontslag aan.

De protestbeweging is divers met uiteenlopende eisen maar is anti-sektarisch van natuur. Het ontslag van de premier vormde een van de belangrijkste eisen samen met de oprichting van een onafhankelijk technocratisch kabinet. In afwachting van nieuwe verkiezingen vragen de betogers een hervorming van de kieswet zodat die niet langer verlopen op confessionele proportionele basis. Ook het aftreden van de president en andere topfunctionarissen zijn veel gehoorde eisen. In een speech waarin hij de vorming van een ‘anticorruptiekabinet’ aankondigt roept president Michel Aoun tegelijk de betogers op om te stoppen met de “haatdragende taal in de straten”, wat niet in dank wordt afgenomen van betogers die reageren met nieuwe wegblokkades. Op 12 november doodt een militair van het Libanese leger een vreedzame manifestant.

Er zijn ook tegenacties, zoals van aanhangers van Amal en Hezbollah, die beide vertegenwoordigd zijn in de regering en zich hebben verzet tegen het ontslag van premier Hariri. Eind november vielen ze betogers aan die wegblokkades hadden opgeworpen alsook een protestkamp in Centraal-Beiroet. Vooralsnog zit het land in een patstelling zonder nieuwe regering, een verlamd en deels gebocyot parlement en een groeiend tekort aan dollars omdat het vertrouwen in de eigen munt zoek is.

Irak

Het protest in Irak verloopt bijzonder bloedig. Sinds de start ervan begin oktober, verloren naar schatting 330 mensen het leven in Bagdad en in de steden in het zuiden van Irak. Het gaat om de grootste protestbeweging in decennia. Het ongenoegen is groot over de economische en politieke malaise 16 jaar na de Brits-Amerikaanse militaire invasie en 2 jaar nadat de Islamitische Staat officieel verslagen is.

Het protest nam een aanvang op het bevrijdingsplein in Bagdad als reactie op de hoge werkloosheid, de slechte basisvoorzieningen, de wijdverspreide corruptie en de grote invloed van Iran. Volgens de index van Transparency International behoort Irak tot een van de corruptste landen ter wereld. Politici profiteren van het patronagesysteem. Volgens sommige bronnen zou tot 450 miljard dollar aan olie-inkomsten in de zakken van de politieke elite en hun bondgenoten zijn verdwenen, terwijl de noden bij de bevolking enorm zijn. Dat verklaart ook de hardnekkigheid van de betogers die bereid zijn om de confrontatie aan te gaan met het geweld van het staatsapparaat.

De autoriteiten reageerden met het afsluiten van internet en het gebruik van excessief geweld waarbij naast traangas en waterkanonnen ook met scherp wordt geschoten. In de eerste week vielen er tussen de 90 en 150 doden en rond de 4.000 gewonden. De betogers eisten het aftreden van premier Adil Abdul Mahdi, maar die reageerde met het afkondigen van de noodtoestand. Het politiegeweld droeg alleen maar bij aan het beeld van een onverschillige en corrupte politieke kaste die in toenemende mate door de protestbeweging wordt geviseerd. De belangrijkste eisen zijn het aftreden van de regering, de hervorming van het politieke systeem en nieuwe verkiezingen.

Het geweld verhinderde niet dat eind oktober honderdduizenden demonstranten op straat kwamen en blokkades aanlegden. Net als in Libanon gaat het om een anti-sektarische beweging gericht tegen de confessionele basis waarop het politiek systeem is geënt. Het valt op dat ook in het sjiïtische zuiden veel verzet bestaat met slogans als “we willen één land”.

Tot nu toe blijft het vooral bij regeringsbeloften zoals meer subsidies voor de armen en maatregelen om mensen aan jobs te helpen, maar dat is voor de actievoerders veruit onvoldoende en te laat. Bovendien blijft Adil Abdul Mahdi zich vastklampen aan de macht. Hij is een compromisfiguur tussen verschillende sjiïtische fracties in het parlement. Sommige lijken afstand van hem te willen nemen, maar is het vooral Iran dat hem in het zadel wil houden. Het is net dat systeem dat de betogers aanklagen.

Iran

Sinds midden november is ook Iran in de greep van een protestbeweging in tal van steden, waartegen het politieoptreden net als in Irak zeer gewelddadig verloopt. Volgens een bericht van Amnesty International dat tien dagen na het begin van het protest op 15 november verscheen, vielen er minstens 143 doden, meestal door gebruik van vuurwapens. Ongewapende betogers zouden van dichtbij zijn neergeschoten. Ook mensen die wegvluchtten zijn gedood. Er is sprake van dat gewonden uit de ziekenhuizen worden gehaald en lichamen van overledenen niet aan de families worden bezorgd. De autoriteiten sloten een tijdlang het internet af waardoor berichten moeilijker naar de buitenwereld geraken. Later toonden beelden hoe onder meer vanuit een politiestation op een manifesterende menigte werd geschoten of hoe gebouwen zijn afgebrand.

De onrust brak uit nadat President Hassan Rouhani een scherpe prijsstijging aankondigde van de benzineprijzen. Het gaat om een van de maatregelen om de begroting in evenwicht te krijgen. Om de armsten te sparen zouden zij kunnen rekenen op een grotere tegemoetkoming aan hun inkomen.

Het land gaat gebukt onder de gevolgen van Amerikaanse sancties waardoor de olie-inkomsten sterk achteruitgingen. Die vormen de pijler van de Iraanse economie. Het gaat om een gemaakte crisis van de anti-Iran en pro-Israëllobby in Washington die er met succes voor ijverden dat de VS uit een goedwerkende nucleair akkoord met Iran zou stappen, gekoppeld aan een hard sanctiebeleid dat de hele bevolking treft en voorspelbaar het regime in moeilijkheden zou brengen. Ook aan Iraanse zijde rekenen de hardliners erop dat de protestbeweging de eerder gematigde Rouhani en zijn aanhangers zal verzwakken met het oog op de presidentsverkiezingen van 2021.

De Hoogste Leider, Ali Khamenei, die de stijging van de benzineprijzen steunt, gebruikt harde taal tegen de betogers die hij omschrijft als ‘gangsters’ die van buiten het land worden aangestuurd. Andere hoge functionarissen spreken over ‘sabotagedaden’. Voorlopig zit de regering nog stevig in het zadel, maar de stijgende energieprijzen zullen de inflatie aanwakkeren en het alsmaar moeilijker maken voor het armere grote deel van de bevolking om de eindjes aan mekaar te knopen.

Algerije, Egypte, Colombia

In Algerije startte de protestbeweging in februari als reactie op de aankondiging dat de zwaar zieke Abdelaziz Bouteflika zich opnieuw kandidaat zou stellen voor de presidentsverkiezingen. Geleidelijk aan richtten de betogers zich ook tegen de corruptie en de economische toestand van het land, maar ook tegen pogingen van het leger om zich aan de macht vast te klampen. De aankondiging van nieuwe verkiezingen op 12 december doen de manifestanten af als verkiezingen van dezelfde ‘kliek die aan de macht is”. De betogers houden strikt vast aan geweldloos verzet. De autoriteiten reageerden met tientallen arrestaties. Het protest gaat nog altijd door.

In Egypte eisten duizenden betogers in verschillende steden midden september het vertrek van Abdel Fatah al-Sisi, die sinds hij aan de macht is uitermate repressief optreedt tegen opposanten. De ordediensten reageerden met traangas, rubberkogels en scherpe munitie. 4.000 mensen werden opgepakt.

In Colombia was er op 21 november een algemene stakingsdag met protestacties tegen de plannen van de rechtse president Iván Duque om de pensioenen te verlagen. Het is slechts de druppel van groeiend ongenoegen over zijn bewind. Zo is er het groot aantal politieke moorden op sociale en inheemse leiders en de groeiende kloof tussen rijk en arm. De dagen nadien waren er ook protestacties, waarbij al drie doden vielen (meer informatie over de protesten vind je op de website van Vrede, hier en hier).

Ludo De Brabander, oorspronkelijk verschenen bij De Wereld Morgen