Wilders’ voorstel om alle jonge asielzoekers op te sluiten doet in de verte denken aan het voorstel van Lubbers uit 1993 om ‘kampementen’ (let op de benaming) op te richten; die hadden de bedoeling ‘boefjes’ het rechte pad op te schoppen. Nooit iets van gekomen trouwens. Er is een groot verschil: in Wilders’ voorstel gaat het niet om criminele jongeren, jongeren die iets op hun kerfstok hebben, maar om jonge asielzoekers die als groep zouden moeten worden gevangengezet omdat ze ‘misschien iets zullen gaan doen’.
In dat ‘misschien iets zullen gaan doen’ ligt het sleutelwoord. De maatregelen van de Nederlandse regering tegen mensen die ‘misschien iets zullen gaan doen’ hebben de afgelopen decennia al veel mensen getroffen. Het preventief oppakken van hooligans, activisten, journalisten, etcetera, op grond van artikel 140 WvS (lid criminele organisatie) en 141 WvS (groep mensen gebruikt geweld) behoort tot de mogelijkheden. Je hoeft er niet aan mee gedaan te hebben, erbij zijn is al een grond om achter de tralies te verdwijnen. Die ontwikkeling is eind jaren 80 ingezet en loopt nog steeds door.
En nu gaat het dus een stapje verder. Alleen op grond van het feit dat je een jonge asielzoeker bent, zou je volgens de PVV (een partij die virtueel bijna een derde van de kiezers vertegenwoordigt) moeten worden opgesloten. Omdat je ervan verdacht wordt een gevaar voor de samenleving te zijn. Je hebt niets gedaan maar je gaat iets doen: stelen, verkrachten, met stenen gooien, etc.
Het is opvallend dat met het opkomen van de digitale ontwikkeling, de ‘mogelijke’ wereld een steeds grotere rol is gaan spelen in de politieke ideevorming. We hebben er een werkelijkheid bijgekregen, een werkelijkheid die functioneert als een andere planeet. Dat heeft invloed in onze oude wereld: het gaat niet meer over feiten, over wat werkelijk heeft plaatsgevonden, maar over veronderstellingen, en in het verlengde daarvan: wat er nog meer zou kunnen gaan plaatsvinden, wat ons eventueel te wachten staat. De scenario’s worden ook in dat proces ontwikkeld op grond van ideologische uitgangspunten, in Wilders’ geval een contrarevolutionair streven naar het herstel van de oude natiestaat met een autoritaire structuur en ongelijkheid als beginsel. Maar in zijn geval spiegelen de ideeën zich aan de stemmen van de virtuele wereld. Zonder die wereld – die nu de agenda bepaalt en haar eigen werkelijkheid creëert – zou hij nooit de positie hebben gehad die hij nu inneemt.
De hang naar de ‘gezellige’ oude wereld die verdwenen is (een fata morgana) in combinatie met het bestaan van een virtuele wereld, maakt het Wilders mogelijk zich volkomen los te zingen van de werkelijkheid, de bestaande wereld. Feiten doen er niet meer toe, alleen veronderstellingen en imago bestaan nog. Een omgekeerd geval van ‘de verbeelding aan de macht’; want de veronderstellingen zijn vals, en het imago plooit zich naar de wens van de hardste schreeuwers. Er komt geen verbeelding aan te pas, enkel wat boerenslimheid, wat geknutsel, het herkauwen van oude autoritaire ideeën.
We vechten tegen een spook. Maar wel een spook dat, eenmaal uit de fles, aan de macht, een heel gewone dictator zal blijken te zijn. In de virtuele wereld kan dat alles losjes uit de hand, beloftes zijn morgen weer vergeten, het gaat om de ophef van het moment, om aandacht. In de wereld van de echte gebeurtenissen en daaraan gekoppelde feiten is het gedaan met die vrijblijvendheid. Het is een wereld waarin Wilders niet goed gedijt. Hij zal verlangen naar de fles waarin het zo goed toeven was. Hij is liever spook.