De meeste mensen deugen van Rutger Bregman is vorig jaar verschenen. Het is een feelgoodboek. Na lezing bedacht ik dat kersttijd een goede periode zou zijn om er aandacht aan te besteden. Het is tevens een nogal bizar boek met verscheidene interpretatiemogelijkheden.
Dit werk van Bregmans is al in meer dan 30 talen vertaald en het heeft in Nederland de NS Publieksprijs gekregen. Dat wekt verwachtingen. Je kunt bijvoorbeeld verwachten dat de titel wordt gekwantificeerd. Iedere journalist weet – of zou in ieder geval moeten weten – dat je artikelen zonder cijfermatige onderbouwing niet in (degelijke) media kunt publiceren. Er is een vliegtuig neergestort en daarbij kwamen veel mensen om het leven, kan niet. Zo dien je bijvoorbeeld te schrijven dat van de 200 inzittenden er 100 omkwamen en er 50 gewonden waren. Maar Bregman laat die journalistieke eis voor wat die is. Bovenal zou je mogen verwachten dat een definitie of tenminste een benaderende omschrijving van deugdzame mensen wordt gegeven. Die ontbreekt eveneens. Hebben mensen die deugen geen strafblad, of zijn het vooral mensen van goede wil? Het wordt aan de fantasie van de lezer overgelaten. Met deze omissies verdenk je Bregman er al snel van dat hij zelf niet tot de categorie van deugdzame mensen behoort maar snel een bestseller wilde scoren en daarbij rekende op naïeve lezers.
Moet je je bekocht voelen als naïeve lezer? Het hangt ervan af. Aan het eind van zijn boek geeft Bregman 10 leefregels. Dit zijn geen leuzen, maar op zich ook weer korte stukken. Bij leefregel 1 schrijft hij: ‘Maar wat als je toch wordt opgelicht? De psycholoog Maria Konnikova schreef een fascinerend boek over professionele oplichters. Je zou zeggen dat ze ervan doordrongen raakte dat je voortdurend op je hoede moet zijn. Maar Konnikova, de expert als het gaat over fraude en bedrog, trok een heel andere conclusie. Je kunt maar beter incalculeren dat je af en toe wordt opgelicht, schreef ze. Dat is een kleine prijs voor een heel leven waarin je anderen met vertrouwen tegemoet mag treden.’ Maar, om het in de huidige tijd te concretiseren, of het gedwee volgen van Donald Trump een kleine prijs heeft, is dan weer een andere kwestie.
Hoewel het tot nog toe niet zo lijkt, zijn er wel positieve noten. Bregman is geschoold als historicus. Dit komt tot uiting in zijn boek, ofschoon het zeker niet een historisch werk is. Overal haalt hij inspirerende voorbeelden vandaan. Zo memoreert hij de spontane kerstonderbreking van gevechten aan het front in Vlaanderen en Noord-Frankrijk tijdens WO-I in 1914. Het kan anders, wil hij zeggen. Dat is het feelgood aspect. Leuk, belangrijker is evenwel zijn methodologie.
Hij gebruikt in het algemeen niet zelfbedachte of clichématige verklaringen voor al dan niet deugend gedrag, maar hij haalt meestal psychologen aan. Psychologen hebben in tegenstelling tot andere gedragswetenschappers het voordeel dat zij de meeste veronderstellingen over het menselijk gedrag experimenteel kunnen testen. Of die experimenten dan goed worden uitgevoerd en of er juiste conclusies uit worden getrokken, is een ander chapiter. Zo gaat Bregman uitgebreid in op Philip Zimbardo en er tegenin. Zimbardo heeft een van de beroemdste experimenten uit de psychologie gedaan. Een aantal proefpersonen werd willekeurig in twee groepen verdeeld, waarbij de ene groep gevangenen werden en de andere bewakers. Met wat instructies van Zimbardo gingen de bewakers los op de gevangenen en liep het experiment ethisch volkomen uit de hand. Ook bespreekt Bregman een ander welbekend experiment van Stanley Milgram, waarin proefpersonen bereid bleken onder leiding van een proefleider elektrische schokken aan anderen toe te dienen tot die soms bezweken. Samen vormen deze twee experimenten een basis onder wat filosofe Hannah Arendt de ‘banaliteit van het kwaad’ heeft genoemd. Gewone mensen kunnen in bepaalde omstandigheden verleid worden tot de meest gruwelijke daden.
Met betrekking tot deze en andere experimenten is door Bregman gedegen werk geleverd. Zijn kritiek op Zimbardo en Milgram staat. De historicus heeft door zijn naspeuringen, die sociale wetenschappers normaliter lange na niet zo uitgebreid doen, met de nodige overtuiging aangetoond dat het ‘banale kwaad’ minder gangbaar is dan in het algemeen in de literatuur wordt verondersteld. Dit zegt evenwel zo goed als niets over de kwantiteit aan gevallen. Hierboven is aangegeven welke grove tekortkomingen er aan Bregmans boek kleven.
– Uitgelichte afbeelding: By David Teniers the Younger – Own work, Public Domain, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=28088825