De bitsige commentaren van de voorstanders van CETA op het verzet van de Waalse regering leggen hun grootste angst bloot: de nachtmerrie van inspraak van de bevolking in de economie.
Eigenlijk valt de woede van de voorstanders van vrijhandelsakkoorden in het algemeen en van het CETA-verdrag tussen Canada en de EU in het bijzonder best te begrijpen. Hier hebben ze jarenlang hard aan gewerkt. In de grootste geheimhouding werden teksten onderhandeld die de prioritaire status van grote investeerders boven de democratische wil van de bevolking definitief moest vastleggen.
Laat er eerst en vooral geen misverstand over bestaan: de term vrijhandelsakkoord dekt de lading van deze verdragen niet, tenminste, niet als je de woorden volgens hun betekenis in het woordenboek begrijpt. Dit gaat helemaal niet over ‘vrijhandel’, maar over ‘handel gecontroleerd en gereguleerd door grote bedrijven’ (wat in mediajargon inderdaad ‘vrijhandel’ wordt genoemd). Dit gaat zelfs niet eens over ‘handel’, maar over ‘bescherming van de rechten van investeerders’.
Het zijn bovendien geen ‘akkoorden’ want alle maatschappelijke actoren van de civiele maatschappij werden uitgesloten van de onderhandelingen. Alleen de juridische vertegenwoordigers van de grote bedrijven waren van bij het begin betrokken bij de onderhandeling van de ontwerpteksten.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be
Pingback: Vrijhandel en democratie! | Weblog Dré Oudman Appingedam