Waar we het over hebben, als we over klassenstrijd spreken

Samuel Mann/CC
Samuel Mann/CC
Michael Schwalbe, professor sociologie aan de North Carolina State University, schreef voor de progressieve website Counterpunch een analyse van de relevantie van de klassenstrijd in de eenentwintigste eeuw.

In de cursus die ik doceer over de sociale klassenstrijd in de VS, toon ik de studenten hoe het kapitalisme ongelijkheden veroorzaakt op vlak van gezondheid, status, en macht. Ik geef hen geen morele kritiek op het kapitalisme, maar eerder een op ervaringen gebaseerde analyse over hoe het systeem werkt, zeg maar de bouten- en schroeven van de machine, over hoe dat systeem een onevenredige stroom aan materiaal en symbolische middelen in gang zet en onderhoudt ten bate van de kapitalistische elite.

Dat het kapitalisme zoiets doet is controversieel, zoals Noam Chomsky zou kunnen zeggen. Of, zoals een student met een dubbele bachelorgraad in sociologie en ‘business’1 me ooit zei, “Jij praat over heel wat van dezelfde dingen als mijn professoren bedrijfsvoering, maar je praat er wel helemaal anders over.”

Gevoelsmatige erkenning

Van zodra mijn studenten begrijpen hoe het kapitalisme werkt en waaruit het volledige gamma van gevolgen bestaat dat er door wordt veroorzaakt, vertelt hun morele intuïtie hen wel wat er mis is met deze vorm van economie. Ze herkennen de oneerlijkheid eigen aan een systeem dat arbeid uitbuit. Ze herkennen een systeem dat toelaat rijkdommen ongelimiteerd op te stapelen en zo het recht op gelijke kansen te ontnemen, een systeem dat menselijk potentieel verspilt, een systeem dat de democratie ondermijnt door alle macht te concentreren in handen van een relatief kleine minderheid.

Ik maak er dan een punt van hen te wijzen op het feit dat sociologische analyse ons niet kan vertellen wat juist en wat fout is, maar dat het ons wel kan helpen ons moreel oordeel te vormen helpen, door ons te informeren hoe ons sociaal handelen onze normen en waarden ofwel kan bevestigen, of ze kan verraden.

De ironie die onze bedenkingen overschaduwt is dat, ook al streven we een kritische analyse van het kapitalisme na – een analyse die zijn onmenselijk karakter blootstelt en zo op zijn minst de wenselijkheid van verandering suggereert – de realiteit er toch een is dat studenten niet op de universiteit zitten om te leren hoe ze komaf kunnen maken met een systeem dat hen uitbuit en onderdrukt.

Een plaats in het systeem dat ze mentaal verwerpen
Wat ze in feite net zoeken, toch de meesten van hen, is een comfortabele plaats in dat systeem. Dat is niet eens hun eigen fout. Ze worden economisch gedwongen geloofsbrieven en vaardigheden na te streven die hen moeten helpen de meest vreselijke aspecten te vermijden, die het kapitalisme hen zal voorschotelen, en die hen moeten helpen om indien mogelijk beter te worden van wat anderen, de minder gefortuneerden, voorgeschoteld zullen krijgen. Waren de historische omstandigheden anders, dan zou het hoger onderwijs andere doeleinden dienen.

Professoren zijn echter niet minder de pineut. We hebben ons eigen, comfortabele plekje jaren geleden al gevonden, lang voor onze studenten. Die zijn nog volop aan het zoeken zijn naar een eigen plaats in datzelfde systeem. Het lijkt me dat onze gemeenschappelijke inperking, in combinatie met de klaarblijkelijke onbuigzaamheid van het kapitalisme, in grote mate verantwoordelijk is voor onze afkeer van deze politieke economie.

Cultuurkritiek als escapisme

We richten ons daarom liever naar culturele aangelegenheden – een ommezwaai die vele zogenaamd linkse professoren heeft voortgebracht. Die zitten vooral in de sociale en humane wetenschappen en worden daar gezien als kampioenen in politieke correctheid, niet als gedreven kritische intellectuelen die zinnige dingen zouden te zeggen hebben over de werking van de kapitalistische maatschappij tewerk gaat en over hoe dat systeem kan aangepakt en veranderd worden. (Lees verder bij de bron van dit artikel)

Via:: dewereldmorgen.be