De flauwe bocht, die nu als elegant beschreven wordt, in de Amsterdamse Javastraat, is ook te vinden in verscheidene parallelstraten die vooralsnog niet zo leuk of aantrekkelijk zijn voor de Autochtone Verslaggever v/m – je hoort zulke rare dingen en er is niet voor niets een ministerie van Veiligheid tegenwoordig. Zoals in alle wijken in de schil om de oude binnenstad heen volgen de straten het patroon van de sloten in het polderland dat heeft moeten wijken voor woningbouw. Met elegantie heeft het niet te maken.
Dat je de polder ingaat was te merken op de step of autoped vanaf de spoordijk. Met een beetje flinke afzet en niet al te veel uitwijken voor voetgangers kon je freewheelen door de flauwe helling tot halverwege het blok. Daar woonde ik dan. De stoep is drastisch versmald en het aantal voetgangers flink groter geworden dus je bent al gauw een stoepterrorist als je nog wilt profiteren van de helling op je autoped, zoals je ook waterterrorist heet als je nu het Amsterdam-Rijnkanaal inspringt. Van de jeugd is in principe bijna elke bezigheid in de openbare ruimte verdacht of verboden.
“Horeca” deed er niet toe in de Javastraat waarin ik opgegroeid ben. Het café aan het begin van de straat was van de vader van een stuk secreet waarmee ik in de zelfde klas zat en gelijknamige zoon respectievelijk broer is zo te lezen ook geen plezierig persoon. Om café’s in de zijstraten kon je beter met een boogje heenlopen want men wilde nog wel eens knokkend naar buiten rollen. Iets wat ik merkwaardigerwijze zo goed als nooit heb meegemaakt sinds ik zelf kroegbezoeker ben.
Er was de afhaalchinees waar je best met eigen pannetje naar toe kon, dat scheelde weer in de prijs. De afhaal of de nasiballen van de snackbar vormden het zaterdageten zolang mijn moeder nog een winkel had.
Met plezier had ze die winkel niet, ze liet tot het einde toe niet na ons duidelijk te maken dat zij andere plannen met het leven had maar het leven niet met haar. Haar broer en schoonzus hebben hem nog een tijd voortgezet en ik weet eigenlijk niet meer precies wanneer dit opgehouden is – pas nu stel ik in verwondering vast dat ik er niet meer binnenkwam in die vertrouwde ruimte, om redenen die mij ontgaan. Ik kan niet meer vragen of dit kwam door wrijvingen in familiekring.
Al tamelijk vroeg verdween de vestiging van Sjamin, zo sprak je dat uit, zoals je aan de toonbank van Simon de Wit om een pakje bleubant vroeg. Het consumptiegedrag was nog niet gereguleerd door televisiereclame. De Telegraaf en Het Parool hadden beide een agentschap in de straat waar je desgewenst de vers opgehangen krant kon lezen, gedeeltelijk in ieder geval. Dat er een ketenzaak met “coffee” zou neerstrijken waar je voor intellectueel wordt uitgemaakt omdat je er achter een laptopje zit of zo’n krant leest was ondenkbaar. Simon de Wit, De Gruyter en Albert Heijn verdwenen en op zeker ogenblik was er dan toch weer een “Nederlandse” supermarkt op de hoek. Tot ergernis van mijn moeder afficheerde deze zich als “A&P – have a nice day” maar inmiddels is dit toch weer de 1-8 geworden.
De familiewinkel is verdwenen zoals alle winkels bijna geleidelijk verdwenen. Ervoor in de plaats kwamen steeds meer groentewinkels met uitstallingen op straat en onbegrijpelijk lage prijzen. Of het de concurrentie was die de prijzen zo laag hield? Mijn moeder heeft zich langzaam verzoend met wat sommigen het multiculturele karakter van de buurt noemden, de goedkope groente was mooi meegenomen tenslotte. Dat een nieuwe wending in het bestaan van de buurt er aan kwam moet haar ontgaan zijn, gelukkig maar. Dat het blok bij het Javaplein, dat in mijn tijd het Fort van Sjakoo genoemd werd, de moord-en-brandhoek zeg maar, alweer jaren studenten herbergt. En inmiddels zijn studenten in doorsnee anders dan in mijn tijd. De school die ik bezocht zou in het huidige tijdsgewricht als “zwarte school” worden aangemerkt – destijds stonden de gekleurde mensen voor de klas, dat is het verschil.
Er hebben studenten gekraakt gewoond in de Indische buurt en het gaf mij altijd een raar gevoel – de buurt heeft bitter weinig studenten voortgebracht. Een van hen ben ik. Dat er nu in aanpalende gewesten “biertjes” worden geadverteerd “speciaal voor studenten” in bepaalde café’s gaat mijn verstand welhaast te boven. In mijn studententijd dronk je geen “biertje”. Vruchten van een door de overheid aangestuurd koloniseringsbeleid dat “blanken” zoals Auke Kok in zijn reportage over de Javastraat onbeschaamd te horen krijgt naar deze oude arbeiderswijk moet trekken.
De straten zijn vernoemd naar eilanden en steden in het oude koloniale rijk in Zuidoost-Azië. Nog zie ik de solidaire Purmerboeren in tractors naar de stad optrekken via de Amsterdamsebrug die uitkomt op de Indische Buurt, in ons protest tegen het overloopbeleid dat op deportatie van proletarisch Amsterdam neerkwam. De ruimte werd gevuld door de nieuwe proletariërs, van wie de ongelooflijke PvdA’er Steinmetz durft te zeggen dat het moedwillig beleid van zijn partij was hen er naar toe te halen om de “buurt links te maken”. En het beoogde eindpunt van het PvdA/GroenLinks/VVD-regime dat Amsterdam in zijn greep heeft – de verwachting is dat D66 zeer groot zal worden dit jaar, alsof het iets uitmaakt – is de “blanke kansrijken”. Die een bakfietsje voor de kinderen – of moet ik kids zeggen? – hebben, bakfietsjes zijn het teken van de juiste kansrijkheid.
Een merk van deze dingen is baboe, koloniaal-Indisch voor kindermeisje. Voor de kansrijken moet de afhaal natuurlijk “Indonesian food to go” leveren, maar iets Indisch blijft er dus toch…
Pingback: Radio Krapuul Internationaal: en het beste jaar is… | Krapuul