De KPD veranderde Rosa Luxemburg in een veilige dode martelares, maar haar nalatenschap blijft een rijke bron voor de voortdurende wereldwijde strijd.
In het begin van de jaren ’20 was Luxemburg nog steeds een centrale figuur in het pantheon van marxistische autoriteiten in de Duitse communistische beweging. Halverwege de jaren 1920 veranderde dat echter door een campagne van de Communistische Internationale onder leiding van Zinoviev om het Duitse communisme te ‘bolsjewiseren’.
De nieuwe KPD-leider Ruth Fischer omarmde Zinovjevs oproep voor een monolithische ‘gecentraliseerde organisatie … uit steen gehouwen die harmonieus en broederlijk afrekent met de verschillen in hun gelederen. Bolsjewisme is marxisme in actie, trouw aan het idee van de dictatuur van het proletariaat, aan de ideeën van het Leninisme.’ Ze vergeleek de ideeën en invloed van Rosa Luxemburg op schandalige wijze met ‘infusen van syfilisbacillen’. De wispelturige en onbetrouwbare Fischer en haar mededenkers zouden al snel gemarginaliseerd en verdreven worden toen Stalin de leiding van de Communistische Internationale overnam. Maar Stalin hekelde Luxemburgs ideeën ook als ‘een semi-Mensjewistische mengelmoes’ die leidde tot ‘een aantal zeer ernstige politieke en theoretische fouten’ en die ‘zeer ernstige kritiek’ vereiste van de Bolsjewieken van haar tijd en van communisten in de jaren 1930.
Toch kon de KPD zich niet zomaar ontdoen van dit icoon van de vroege communistische zaak. Ze verstikten de revolutionair-democratische strekking en compromisloze kritische geest, essentieel voor haar, en veranderden Luxemburg in een veilige dode martelares die vanaf 1924 gevierd moest worden op ‘LLL-festivals’ – ter herdenking van Lenin-Liebknecht-Luxemburg. Hier verkondigde de stalinistische leider Ernest Thälmann in 1932: ‘Rosa Luxemburg en de anderen horen bij ons.’ En Wilhelm Pieck in 1951 (nu een boegbeeld van de Oost-Duitse communistische dictatuur) herhaalde: ‘Rosa Luxemburg hoort bij ons!’
Marxistische dissidenten die zich losmaakten van wat de stalinistische hoofdstroom van de communistische beweging was geworden, hadden sterk het gevoel dat Rosa Luxemburg in feite van hen was. In 1930 instrueerde Thalheimer serieuze activisten dat het een vergissing was om Lenin tegenover Luxemburg te stellen. ‘Het gaat niet om Lenin of Luxemburg, maar om Lenin en Luxemburg,’ benadrukte hij.
De partijbureaucratie ziet Lenin en Luxemburg als tegenpolen en bewijst daarmee dat ze geen van beide heeft begrepen. Wij stellen tegenover de bureaucratie niet alleen de formele maar ook de geestelijke band van deze twee grote revolutionaire voorvechters van de arbeidersklasse en hun naaste strijdmakkers, hun wederzijdse aanvullende kenmerken als revolutionaire leiders, als beoefenaars en theoretici.
In deze geest schreef Paul Frölich in 1939 een van de beste biografieën van Luxemburg. En in 1954 concludeerde Isaac Deutscher in zijn klassieke biografie van Trotski: ‘Van alle persoonlijkheden van het Europese socialisme was niemand qua afkomst, temperament en politieke en literaire gaven meer verwant aan Trotski dan Rosa Luxemburg.’
Onder de stamhoofden van de Sociaal Democratische Partij lijken er zeer gemengde gevoelens te zijn geweest. Voor leiders als Ebert en Noske was ze natuurlijk een ‘bloedige Rosa’, maar voor voormalige vrienden als Karl en Luise Kautsky was ze een goedbedoelende maar gedesoriënteerde idealiste geworden. Voor degenen aan de linkerkant van de partij, zoals ex-communist Levi, bleef ze een heldhaftige, principiële, inzichtelijke, gemartelde kameraad.
In 1974 durfde Willy Brandt, een voormalige linkse partijleider die sociaaldemocratisch partijleider en kanselier van West-Duitsland werd, haar gezicht en naam op een postzegel te zetten. Veel conservatieve Duitsers waren geschokt. Maar zoals een journalist opmerkte: het kopen en gebruiken van de postzegel bood ‘een manier voor Duitsers – vooral jongere – met een links-liberale politieke mening die te laten zien, zonder zich echt politiek te engageren’. Brandt zelf prees Luxemburg voor haar opvatting dat ‘menselijke vooruitgang alleen mogelijk was door democratische ontwikkeling, niet door paternalisme maar door deelname van de massa’s in wier spontane kracht en creatieve geest zij geloofde.’
Arendt merkte ooit op dat de romantisch-revolutionaire legende van Rosa Luxemburg – ‘vaag, verward, in bijna alle details onjuist’ – van tijd tot tijd ’tot leven zou komen als er een ‘Nieuw Links’ zou ontstaan.’ Ze voegde er sardonisch aan toe:
Elke nieuw-linkse beweging begroef, toen het moment daar was om te veranderen in oud-links – meestal als de leden de leeftijd van veertig jaar bereikten – prompt haar vroege enthousiasme voor Rosa Luxemburg, samen met de dromen van de jeugd; en omdat ze meestal niet de moeite hadden genomen om te lezen, laat staan te begrijpen, wat ze te zeggen had, vonden ze het gemakkelijk om haar af te doen met al het neerbuigende filistinisme van hun pas verworven status.
Aan het begin van het tweede decennium van de eenentwintigste eeuw is het echter duidelijk geworden dat steeds meer activisten samen willen leren van inzichten, analyses en ervaringen die te maken hebben met wat Rosa Luxemburg dacht en deed. Meer dan een eeuw na haar moord blijven de crises en rampen van het wereldwijde kapitalisme haar waarschuwing bevestigen dat het alternatief voor socialistische revolutie de kapitalistische barbarij is. Jonge arbeiders van onze tijd worden geconfronteerd met crises die diepe wortels hebben in de geschiedenis van de twintigste eeuw en daarvoor, en die het overleven van de planeet zelf op nieuwe en acute manieren bedreigen. Een deel van de hernieuwde interesse in de nalatenschap van Luxemburg heeft licht geworpen op die aspecten van haar denken die betrekking hebben op milieukwesties:
Luxemburg kan zelfs gezien worden als een vroegrijp denker over de ecologische kwesties die later bekend zouden worden als eco-socialisme of marxistische ecologie. Haar standvastige verdediging van alle levende wezens en het land, tegen het geweld van de kapitalistische drang naar accumulatie en vernietiging, lijkt in die richting te wijzen.
In een van de vele uitbarstingen van massale actie voor klimaatrechtvaardigheid werd de COP26-bijeenkomst van de internationale heersende klasse in Glasgow begroet door demonstranten van over de hele wereld die riepen om ‘Systeemverandering! Niet klimaatverandering!’, terwijl vuilnismannen en straatreinigers staakten in een roep om respect en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden. Luxemburg behoort bovenal tot de opstandelingen van vandaag en morgen.
– Dit artikel door Helen C. Scott en Paul Le Blanc stond op Versobooks. Nederlandse vertaling redactie Grenzeloos, waarvan dit onder dankzegging is overgenomen