Van nollen en kluften – veldleeuweriken en aanstormende koeien


Zingende grasmussen

Het is niet mijn ambitie om “op mijn post” te sneuvelen in een straatgevecht of tuchthuis of door een moordcommando van breivikianen, zoals de Nacht-und-Nebelcommando’s van deze tijd te typeren zullen zijn. Maar wij hebben het niet voor het kiezen, lijkt het.

Het leek een eindeloze wandeling naar zee, over de Middenweg bij Egmond-Binnen. Wij vroegen dus een plaatselijke wandelaar of het nog ver was. “Nog twee kluften,” antwoordde hij. Een mysterieuze mededeling die wij interpreteerden als “nog twee duintoppen”. Als je het buitenste duin dat zanderig en stuivend was niet meetelde klopte dat. Dus jarenlang meende ik dat kluft duintop betekende. Ik hield het zelfs vol tegen het enige meisje van mijn studie dat ik wel leuk vond, mede omdat ik haar niet van partijambities verdacht. Zij was Noordhollandse en zei dat in haar dialect het woord juist de ruimte tussen twee heuvels beduidde. Ach, dat verschil kan natuurlijk, was mijn overmoedige conclusie. Nou Marjolein (dat weet je dan ook weer), je had uiteraard gelijk.

In de zomer van 1999 gingen mijn zus en ik met de respectieve gaden op zoek naar een zomerhuisje aan de duinrand in de Egmonden, gezamenlijk te bewonen. Wij belandden bij een korzelige mevrouw die zich beklaagde over “die milieumensen” op het door haar beheerde terrein en die met al die groenzoeterij haar van haar uitzicht op de nollen beroofden. Deze cryptische klacht werd evenwel al snel opgelost. Nollen bleken de kleine duintjes te zijn die je in een paar stappen beklimt. Op de meeste plaatsen aan de rand van de duinen zijn ze weggegraven voor bollenvelden, hier was een terrein tamelijk intact. Er vlogen veldleeuweriken boven, er bloeide volop sintjacobskruiskruid en er liepen jonge koeien. Soms kwamen die groepsgewijs op je afgerend wat ik behoorlijk griezelig vond – een koe kan je niets doen maar onder de voet lopen kan wel, dacht ik. Een ervaren cowboy verzekerde mij dat dit niet zou gebeuren (connecties in het westen van de VS zijn nog wel eens nuttig) maar helemaal gerust ben ik er nooit op geworden. Groepjes paarden die de koeien op het nollenterrein afwisselden na de zomer toonden interesse in de müeslibollen in mijn jaszak, ravitaillage voor de wandeling. Een duwde indringend zijn (haar?) neus in mijn kruis, op zoek naar de bolletjes met hun havervlokken bovenop – vermoed ik. “Ze doen niets hoor.”

Het wandelen over de nollen was dus steeds enigszins avontuurlijk. Aan het begin was de dijk waaraan de vakantiehuisjes lagen, aan het eind was het hek waarachter de “echte” duinen die je niet in een paar stappen beklimt begonnen.
Terugkomend op Rosa Luxemburg: naar mijn weten betreft mijn meestgeciteerde artikel onder eigen naam en in wetenschappelijk tijdschrift een verhaal over (de geschiedenis van de) veldbiologie. Dat geeft mij wel een blij gevoel en ik denk dat ik er mijn positie wel duidelijk mee kan maken: ik zal heus De Strijd niet verzaken hoor, maar de grasmus of de zweefvlieg zijn mij eigenlijk dierbaarder dan de Antifascistische Strijd.

U weet nu waaraan mijn naam ontleend is. Ik kan u verder verklappen dat als je knallende ruzie wilt krijgen met je zuster en zwager je vooral op middelbare leeftijd weer samen aan een huis moet beginnen. Het is wel weer goedgekomen maar het was in bepaalde zin een zware tijd en een zware strijd, die ik evenwel – alles is tijdelijk – gewonnen heb. Tot de dood van de eigenares van het terrein dwong tot de aankoop van de grond, waartoe ik als enige – blijkbaar – niet bereid of in staat was.