Van nollen en kluften – asperges en komkommers

sporkenhoutOpen zandgronden zijn het Nederlands equivalent van de woestijn – bij de duinen komt hier de invloed van de zee bij. De buitenste rij duinen trekken planten aan die zowel hitte- als zoutbestendig zijn. Een van de opvallendste is de blauwe zeedistel, die geen composiet is, zoals de eigenlijke distels, maar schermbloemige zoals fluitekruid. Minder opvallend is het loogkruid, in de Nederlandse duinen het meest vertegenwoordigd in de vorm van Stekend loogkruid. De plant is in het kader van wat wel ecologisch imperialisme wordt genoemd terechtgekomen in de woestijnen van Noord-Amerika en wordt dan als typerend voor dat landschap aangeduid door de menselijke kolonisatoren (“tumbleweed”).

Trekvogels houden liefst de kust aan bij hun doortocht heen en terug. Het komt goed uit dat veel struiken waarvan de bessen die door de lijven van de vogels gaan ook hittebestendig zijn. De duinen worden gekenmerkt door die besdragende struiken. In de eerste plaats de duindoorns, de naam zegt het al – ik was verrast toen ik op zo’n anderhalve kilometer hoogte in Noorwegen deze plant ook zag: waar hebben de vogels die nou oorspronkelijk vandaan? Andere beeldbepalende besdragers zijn de vaste samenstellers van het duinstruweel: meidoorn en vlier. Liguster, lijsterbes, kardinaalsmuts, gelderse roos (die geen roos is), asperges (een plant die voor mensen niet bekend is om haar bessen), sporkenhout, heggerank (een soort komkommer) – en misschien zijn sleedoorn, allerlei rozen en sneeuwbes ook aantrekkelijk of eetbaar voor bepaalde vogels (de vogelkers natuurlijk zeker)*). Van deze weelde zou ik nog bijna de bramen vergeten te vermelden. Tot nu toe is het praktijk een vrijstelling van het verbod buiten de paden te treden te geven in de bramentijd. In de merkwaardige zomers van de afgelopen jaren is die nogal opgerekt: dezer dagen zijn er al sappige bramen te vinden, en zij gaan vaak door tot in november.

Omdat de hooglanders die in de duinen worden losgelaten hele struiken op de hoorns nemen vraag ik mij af of er een ogenblik komt dat de sleutelaars die aan natuurontwikkeling doen er achter moeten komen dat deze reuzebeesten typerende begroeiing bedreigen. Eerlijk gezegd vind ik het – net als met als de koeien die “we” als mensen in Nederland gewend kunnen zijn – een beetje griezelig zo’n groepje hooglanders te passeren. Lopend kun je een ommetje maken, op de fiets moet je ze wel voorbijgaan. Er worden zelfs cursussen gegeven om de angst voor de hooglanders te overwinnen. “Ze doen niets hoor”.

*) Ecologisch imperialisme werkt naar twee kanten; de Amerikaanse vogelkers verdringt de inheemse, en de sneeuwbes komt oorspronkelijk ook uit Noord-Amerika.