Op 30 september 2016 ontstond er tumult in de Tweede Kamer. Na druk van Doorbraak en andere activisten tegen Zwarte Piet maakte Kinderombudsvrouw Margriet Kalverboer op die dag haar standpunt bekend dat de racistische karikatuur in strijd is met de kinderrechten. Veel Kamerleden lieten daarop weten dat zij ook voor verandering van de figuur zijn. Voor die tijd waren de meesten stil over de kwestie. Ik moest aan die schijnheilige houding terugdenken toen ik onlangs met de Utrechtse wethouder Kees Diepeveen een gesprek had over Zwarte Piet.
Zoals zeker uit het Zwarte Piet-debat blijkt, kunnen mensen heel schijnheilig zijn: ze doen de moreel juiste uitspraken op het moment dat ze dat zonder grote weerstand kunnen doen of bij aanwezigheid van voldoende medestanders. Maar zolang die tijd nog niet is aangebroken, zijn ze vaak niet bereid om hun hoofd boven het maaiveld uit te steken, hoewel dat toch hun plicht zou moeten zijn. Ik maakte dat onlangs weer eens mee in een gesprek met de Utrechtse wethouder Diepeveen en in een ander gesprek met een vertegenwoordiger van anti-discriminatiebureau Artikel 1 Midden Nederland.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: Doorbraak