Wat kunnen we leren van de geschiedenis? Voor ik aan deze vraag toekom, zal ik twee ‘geschiedenislesjes’ van historici behandelen. De redenen van de quotes zullen daarbij duidelijk worden. De eerste les is van Thierry Baudet. Die heet: ‘Europese eenwording leidt tot oorlog‘. De tweede is geschreven door Ruard en Wybrand Ganzevoort. De titel daarvan luidt: ‘Eurofielen, Eurofoben en de les van 1815‘. Beide artikelen proberen lessen te trekken voor de ontwikkeling van Europa.
Baudet begint met het fascisme en nazisme erbij te halen. Die waren gericht op Europese eenwording. Hij gaat verder met vermelden dat één van de initiators van de Europese integratie, de toenmalige Franse minister Robert Schuman, collaboreerde in het Vichy-regime. Bovendien was de verschrikkelijke WO-I al gericht tegen nationalistische tendenzen. Nog verder teruggaand memoreert hij Napoleon. Baudet concludeert dat het niet klopt dat nationalisme tot oorlog zou leiden en Europese eenwording tot vrede. Als uitsmijter voegt hij eraan toe dat Europa de afgelopen halve eeuw geen ‘vrede’ heeft gekend. Het grootste deel van die tijd waren de landen van Europa verwikkeld in een strijd op leven en dood met de Sovjet-Unie.
De Ganzevoorten vinden een interessante overeenkomst met 1815. Voor de inval van de Fransen in 1795 hadden de provincies in de Nederlanden een grote autonomie. In de Staten Generaal had elk gewest een stem en de afgevaardigden waren gebonden aan de wil van hun Provinciale Staten. Voor belangrijke beslissingen was eenstemmigheid vereist. Na de napoleontische tijd was het afgelopen. Nederland was een eenheidsstaat geworden. Niet alle provincies waren daar gelukkig mee, maar langzamerhand heeft het land zich als eenheid ontwikkeld. De parallellen met de huidige EU zien ze duidelijk.
De twee lessen komen tot twee tegengestelde conclusies. Welk verhaal is het beste? Ik zal niet verhelen dat ik de Ganzevoorten geloofwaardiger vind. Maar beide versies zijn hegeliaans. De Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel stelde dat de geschiedenis zich steeds herhaalt. Deze (filosofisch) idealistische gedachtegang werd vilein onderuit gehaald door Karl Marx. Marx stemde gedeeltelijk in met Hegel, maar bekritiseerde hem op een essentieel punt. Historische gebeurtenissen vinden eerst plaats als tragedie, maar keren vervolgens terug als farce. Het komt er op neer dat het niet mogelijk is zomaar op grond van historische gebeurtenissen parallellen te trekken. Ook het Nederland van 1815 bevond zich in een heel andere situatie dan tegenwoordig. Parlementaire democratie bestond bijvoorbeeld nog niet. De bevolking werd gedwongen uit te voeren wat de heerser wilde.
Kunnen uit de geschiedenis geen lessen worden getrokken? Op Krapuul is dat wel eens vaker afgevraagd. Nee, dat kunnen we niet, tenminste niet rechtstreeks. We krijgen dan willekeurige interpretaties zoals die van Baudet en van de Ganzevoorten. Karl Marx heeft op de vraag een goed antwoord gegeven. Hij ontwikkelde het historisch materialisme. Dat wil zeggen dat er op de loop van de historie krachten werken die algemeen geldig zijn; hij noemde die materialistisch. De belangrijkste kracht is daarbij de economische en meer in het bijzonder die bepaald door de productieverhoudingen. Maar er bestaat geen één op één relatie tussen economie en maatschappelijke opvattingen. Als de economie verandert, wijzigen de opvattingen niet gelijk mee. Sociologische, psychologische en politieke – kortom sociale – processen spelen eveneens een rol. Een voorbeeld van een psychologische factor is: het charisma van een leider kan bepalend zijn of een revolutie al dan niet slaagt. Maar de regels van de sociale processen zijn net zo goed materialistisch, m.a.w. wetenschappelijk te kennen, als economische wetten.
De geschiedenis kan ons echter wel behulpzaam zijn. In zekere zin kunnen we ervan leren. We moeten de regels van sociaal-economische processen toepassen op historische gebeurtenissen. Hoe beter we met economische en sociale wetmatigheden de geschiedenis kunnen verklaren, des te beter kunnen we dezelfde wetmatigheden gebruiken om hedendaagse ontwikkelingen te begrijpen en te verklaren.
Op het eind van dit betoog komt de moraal. Het is voor een goed begrip noodzakelijk om een historisch-materialistische benadering toe te passen om historische ontwikkelingen te verklaren. En niet, zoals in de gegeven voorbeelden van Baudet en van de Ganzevoorten, vrij willekeurige overeenkomsten met een of meerdere historische gebeurtenissen te gebruiken, de hegeliaanse methode met andere woorden.
De Nederlandse historicus Henri Baudet noemde de geschiedenis al een onwetenschappelijke wetenschap. Zijn kleinzoon heeft daar geen weet van.
@1 Arnold,
Treffend geformuleerd door opa Henri Baudet. Geschiedenis is geen nomothetische wetenschap; er bestaan geen historische wetmatigheden.
Kleinzoon Thierry Baudet is een charlatan.