Een redelijke long read
- Inleiding
- Principiële punten
- Praktische afwegingen
- Over door strijd verworven rechten
- Noodzaken privilege en solidariteit tot stemmen?
- Een persoonlijk nawoord
Inleiding
Wederom heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt om de stembus niet te bezoeken. Dat hou ik vandaag, verkiezingsdag 16 maart 2022, ook nog wel even vol, denk ik. En waar ik die kans doorgaans maar op een enkele dag heb, daar kan ik nu drie volle dagen de verkiezingen boycotten. Waar zo’n virus al niet goed voor is, nietwaar?
Hoe dan ook, ik ben niet gaan stemmen en ik ga ook niet. Dat verdient op zichzelf amper vermelding, net zo min als de mededeling van zovelen dat ze wel stemmen, en waarop dan wel. Mijn weigering om te stemmen heeft namelijk net zo veel impact op de wereld als jouw stem, namelijk zo goed als geen enkele.
Waarom er dan toch over schrijven? Omdat veel linkse mensen, medestanders op veel punten maar niet op dit punt, er een Groot Punt van maken om mensen er indringend op te wijzen dat Stemmen toch best Heel Belangrijk is. Omdat sommige van die medestanders daarbij een toon en een taal gebruiken die ik nauwelijks anders kan omschrijven dan dwingende morele pressie. Wie niet stemt, doet iets Slechts. Wie niet stemt, geeft zetels aan fascisten. Wie niet stemt, laat mensen uit gemarginaliseerde groepen in de steek. Wie niet stemt is onvoldoende solidair. Dat soort uitspraken. Morele chantage, zo ervaar ik dat.
Daarbij doen mensen die mij op hoge toon vermanen dat Stemmen Noodzaak is, ook allerlei aannames over niet-stemmers, zonder eventjes aan die niet-stemmers te vragen of die aannames wel kloppen. Zo word ik om m’n twitter-oren geslagen met de suggestie dat morele zuiverheid en anarchistische puurheid een mooi ding is maar dat we toch ook een beetje praktisch moeten zijn, een beetje pragmatisch. Hoe weten die mensen dat mijn stemweigering wortelt in een zoektocht naar morele zuiverheid? En niet in – bijvoorbeeld – een hoogst pragmatische afweging die stemmen wat mij betreft tot een contraproductieve handeling maakt? Let wel: wat mij betreft. Ik laat jou de ruimte om je afwegingen op jouw manier te maken. Ik vul niet bij voorbaat in wat jou beweegt als jij op Bij1 stemt. Ik ben benieuwd naar je afwegingen. Ik ga er niet bij voorbaat van uit dat ik ze al ken. Waarom andersom dan wel? Werkt respect voor en interesse in het standpunt van de ander per definitie wel de ene kant op, en niet de andere?
Laat ik eens op een rijtje waar mijn stemweigering in wortelt. Daarin zitten principiële argumenten, en pragmatische argumenten, en een persoonlijke ontboezeming tot slot. Doe er je voordeel mee als je wil.
Principiële punten
Mijn eerste punten betreffen wat er volgens mij gebeurt als ik stem. Ik wijs dan iemand anders aan om zeggenschap uit te oefenen over dingen die mij aangaan, de samenleving waarin ik probeer te leven. Die zeggenschap gaat naar een ander, ik heb over die ander zelf geen zeggenschap meer, totdat ik die ander weer mag vervangen bij een volgende verkiezing. Het is abdicatie, afstand-doen van mijn zeggenschap. Ze zeggen dat je je stem verloren laat gaan als je niet stemt. Volgens mij gaat mijn stem juist verloren zodra ik gestemd zou hebben. Verloren aan een gekozen machthebber.
Maar het is mijn leven! Het hoort dus mijn zeggenschap te zijn, en die komt niemand anders toe. Niemand kan beter weten waar ik behoefte aan heb en hoe ik dingen gerealiseerd wil zien dan ikzelf. Mensen kunnen niet namens andere mensen beslissen zonder die andere mensen te kort te doen. Ik wil niet te kort gedaan worden. Ik hou vast aan mijn eigen zeggenschap. Ik accepteer geen baas boven mij. Ik weiger zo’n baas te helpen kiezen, en diens rol van baas daarmee te erkennen, bevestigen en bekrachtigen. Niemand kan mij representeren, dat hele mechanisme is misplaatst.
Nu kun je zeggen: dat moet jij weten. Jij wil geen baas kiezen, geen vertegenwoordiger, ik wil wel een vertegenwoordiger, dus ik ga wel. Maar er wringt dan nog iets. Als ik stem, kies ik niet alleen een vertegenwoordiger uit voor mezelf. Ik neem deel aan een proces – verkiezingen genaamd – waarmee ik vertegenwoordigers kies met macht over alle mensen die vallen onder de desbetreffende overheid. Help ik X aan een zetel, dan maakt X wetten en regels voor mij, maar ook voor jou. Ik bemoei me dus met de selectie, niet alleen van mijn baas maar ook van jouw baas! Ik bega niet alleen abdicatie, ik doe niet alleen afstand van mijn zeggenschap. Ik bedrijf ook nog eens usurpatie, het grijpen van macht die mij helemaal niet toekomt. Want wanneer heb jij mij ooit de zeggenschap toegekend om jouw baas te kiezen? Ik wil jou niet regeren, ik heb dat recht niet. Maar als ik stem, dan oefen ik dat recht, dat ik niet heb, dus feitelijk wel uit. Ik vertik dat.
Ik heb natuurlijk jou dat recht om via jouw stem mij een baas op te dringen ook nooit toegekend. Jij hebt dat recht wat mij betreft ook niet. Door te stemmen gebruik je dat recht, dat je wat mij betreft dus niet hebt, toch. Jij claimt daarmee indirect macht over mij. Dat is jouw keus. Ik vind die keus verkeerd, maar ik zal je niet weerhouden: mensen maken hun eigen keuzes. Ik zal me echter tegen de gevolgen van die keus verzetten zodra ik er last van heb. Ik zal de politicus, parlementariër of welke gekozen baas die via verkiezingen naar boven wordt geschoven, dan ook net zo bejegenen als de eerste de beste putschist of despoot: als iemand aan wie ik geen enkele loyaliteit of gehoorzaamheid verschuldigd bent. Gekozen dictators zijn ook dictators. Geen bazen en politici, maar zelfbestuur en anarchie, luidt die befaamde anarchistische leus niet voor niets.
Dat zijn de principiële punten die voor mij zwaar wegen: ik wil geen bazen boven mij, ik wil zelfbeschikking. Ik doe aan de selectie van bazen boven mij – en van jou! – niet mee, en accepteer de uitslag van het selectieproces dan ook op geen enkele manier als bindend. Dat een meerderheid van kiezers politicus X op de troon hijst, is voor mij op zichzelf geen enkele reden om die troon niet op te blazen, met politicus X en al. De autoriteit van de meerderheid is net zo goed tirannie als de autoriteit van de erfopvolging, van de witte overheersing, van het patriarchaat, van de militaire macht of van het grote geld. Ik weiger me aan die autoriteit te onderwerpen. Maar ik weiger ook om die autoriteit te helpen uitoefenen. Dus stem ik niet.
Praktische afwegingen
Nu kom ik toe aan de meer pragmatische afwegingen. Doorgaans worden dat type argumenten gebracht als de tegenpool van de principiële argumenten. Aan de ene kant heb je dan de anarchistische puurheid die iemand van de stembus weg houdt, aan de andere kant de overwegingen om toch maar te gaan. Het gaat dan doorgaans om vormen van schadebeperking: door wel te gaan stemmen wordt het aantal politici dat iets minder slechte wetten aanneemt iets groter, en het aantal politici dat juist hele slechte wetten aanneemt iets kleiner. Het argument: ‘ga stemmen, extreem-rechts profiteert als jij wegblijft’ is hiervan een variant.
Het argument is geen volledige onzin. En nee, ik behoor niet tot diegenen die zegen dat er geen serieuze verschillen tussen partijen zijn. Een kabinet-Wilders op basis van een gezamenlijke meerderheid van PVV, FvD, Ja21, BBB en SGP is echt iets heel anders dan een kabinet-Klaver op basis van een meerderheid van GL, PvdA, SP, Bij1, PvdD en D66. Iets platter gezegd: Duitsland werd op 29 januari 1933 wezenlijk anders bestuurd dan op 1 februari 1933. Regeringssamenstelling, politieke meerderheden en dus verkiezingsuitslagen maken uit. No doubt about that.
Maar is dat een reden om over mijn principiële bezwaren heen te stappen en op een linksere partij te stemmen? Dat zou het wellicht zijn, als stemmen het enige middel was om rechts de heerschappij te betwisten. Maar dat is helemaal niet het geval. Je kunt als actievoerder rechtse partijen en politici op allerlei manieren dwars zitten, discussiërend en argumenterend, je kunt ze met acties van speels tot hardhandig voor de voeten lopen, hun geloofwaardigheid aanvallen, de ruimte om hun gif te verspreiden zo klein mogelijk maken. Niet elke partij vereist precies dezelfde soort tegenwerking, er zijn tactische keuzes te maken. Maar het is onzin om te doen alsof stemmen de enige, of de meest effectieve, manier is om rechts en uiterst rechts voor de voeten te lopen. Zo leuk vonden FvD-ers het allemaal niet, dat lawaaiprotest dat we vorige week voor de deur van hun bijeenkomst in Tilburg hielden.(1) Met meer lawaaimakers hadden we ze effectiever kunnen hinderen.
Nu kun je zeggen: prima, maar dat sluit stemmen toch verder niet uit? Nee, dat doet het inderdaad niet, en van de deelnemers aan de lawaaiactie 11 maart 2022 doen er ongetwijfeld een aantal deze week keurig hun burgerplicht. Maar er is wel een onderliggend punt. Er zit een spanning tussen de houding die zegt: fascisten stoppen we gezamenlijk zelf enerzijds, en de houding die zegt: fascisten stoppen we door andere politici naar voren te schuiven die namens ons die klus gaan klaren. Er zit een spanning tussen electoralisme als strategie, en directe actie als strategie. Naar mijn mening is directe actie als strategie effectief, terwijl dat van electoralisme maar zeer de vraag is. Die gekozen linkse politici die we via de stembus naar voren schuiven als antifascistisch tegenwicht – daar hebben we geen controle op. Die kunnen morgen ophouden met links zijn en overlopen naar de fascisten. Check de biografie van Mussolini maar eens, en die van Oswald Mosley. Kiezers hebben geen vat op gekozenen, hoe links ze ook zijn.
En we weten ook hoe linkse politici, omdat het allereerst politici en pas daarna nog links zijn, maar al te makkelijk meegaan in een bestuurlijke en rechtse logica waarin bijvoorbeeld vluchtelingen redelijk welkom zijn zolang die politici in de oppositie zitten maar een stuk minder welkom als ze staatssecretaris van justitie zijn geworden. Hoe dichter bij de uitvoerende staatsmacht, hoe minder links die linkse politici doorgaans worden. Dat is geen karakterfout van die politici. Zo werkt gewoon het systeem. Dat betekent dat we ook linkse politici in de strijd tegenover ons hebben staan, zelfs als ze vaak – niet eens altijd – minder vreselijk zijn dan rechtse politici. En ik bespaar me graag de spagaat van vandaag linkse politici in het zadel helpen en morgen diezelfde linkse politici te vuur en te zwaard bestrijden wegens hun in essentie rechtse beleid.
Is het dus wel zo pragmatisch om het tegenhouden van fascisten en van rechts beleid over te laten aan gekozen politici, hoe links ze ook praten in campagnetijd? Is het niet veel praktischer om gewoon te bouwen op onze eigen gezamenlijke kracht, van solidariteit van onderop, van directe strijd? Ik ben een niet-stemmer, maar ik probeer vooral een anarchistisch strijder te zijn, op basis van het motto: zelf doen, samen doen. Dat is een principiële, maar vooral ook een hoogst praktische, zo je wilt pragmatische, kwestie.
Over door strijd verworven rechten
Dan zijn er nog een aantal specifieke vermaningen om mij naar de stembus te jagen. Stemmen, zo krijg ik wel eens te horen, is een verworvenheid, een met harde strijd verworven recht. Ik ben het verschuldigd aan al diegenen die ervoor gevochten hebben, en ook aan al diegenen die er nu nog voor moeten vechten, om dat recht te gebruiken. Het is een morele plicht om van mijn stemrecht gebruik te maken, anders ligt Troelstra niet lekker in zijn sociaaldemocratische graf.
Het argument kan nog geen begin van argumentatie doorstaan. Er is voor stemrecht gestreden, jazeker! En als een of andere kolonel het in zijn harses haalt om met een staatsgreep de macht te grijpen en verkiezingen te schrappen, of als een of ander Politburo of Centraal Comité bepaalt dat een enkele partij – een Voorhoedepartij, vanzelfsprekend – meer dan keus genoeg is voor de modale proletariër… dan zal ik het recht om te stemmen en uit meerdere partijen te kiezen helpen verdedigen ook. Afschaffing van het stemrecht, cancelen van verkiezingen… het zijn de ingrediënten van openlijke dictatuur. Waar vrije verkiezingen worden geschrapt, wordt doorgaans ook de vrijheid om te staken en te demonstreren ernstig bedreigd.
Het recht om je bazen te kiezen is een hoogst problematisch ding, zoals ik hierboven schetste. Maar het is niet aan ongekozen bazen om dat recht eenzijdig en hardhandig af te schaffen.. ‘Het is waar dat zelfs de meest imperfecte republiek duizend maal beter is dan de meest verlichte monarchie (…) En verder traint het democratische regime de massa’s beetje bij beetje in het openbare leven, terwijl een monarchie dat nooit doet’. Dat schreef de anarchist Mikhail Bakunin al in de negentiende eeuw,(2) en ik sluit me bij de strekking graag aan. Als anarchist ben ik geen democraat. Maar als de democratie door openlijke dictatuur wordt vervangen, sta ik aan de kant van democraten om gezamenlijk stukken vrijheid te helpen verdedigen. Dat doe ik dan op de barricaden. Daar wordt de strijd gevoerd. Nog steeds niet in de stembus. Het is dan immers nog steeds niet nodig om zelf van dat recht gebruik te maken en te gaan stemmen. Een recht verdedigen is immers niet hetzelfde als een recht uitoefenen. Enkele voorbeelden maken dat duidelijk.
Er bestaat het recht op echtscheiding, en dat is maar goed ook. Wie getrouwd is en in het huwelijk doodongelukkig is, moet uit die hel kunnen en moet kunnen scheiden. Dat recht sprak niet altijd vanzelf, er is strijd voor geleverd. Maar wil dat zeggen dat mensen die wel gelukkig getrouwd zijn, een morele plicht hebben om tot echtscheiding over te gaan, ‘want er is voor het recht op echtscheiding gevochten’?
Idem dito met het huwelijk zelf. In Nederland mogen mensen van hetzelfde geslacht tegenwoordig ook met elkaar trouwen. Daar is voor gestreden, dat sprak allemaal niet vanzelf. Wil dat echter zeggen dat ik, een homoseksuele man, de morele verplichting heb om te trouwen met een andere man als ik daarmee een een relatie zou hebben? ‘Er is voor het homohuwelijk gevochten, dus moeten lesbo- en homostellen hun relatie in een huwelijk proppen, want anders zijn we ondankbaar jegens degenen die voor dat huwelijk hebben gevochten’? Niemand die zo redeneert. Ook het stakingsrecht betekent niet automatisch een morele plicht om altijd en overal in staking te gaan, al zou ik tegen een uitbundiger hantering van het stakingsrecht geen enkel bezwaar hebben. Waarom redeneren mensen met dat andere recht – het recht om een kruisje op een briefje te zetten, of een knopje in te drukken – dan wel op deze manier? Het is holle morele chantage, niet meer.
Er zijn serieuze redenen te bedenken om me een keer over de principiële bezwaren die ik heb heen te zetten en toch te gaan stemmen. Het argument ‘er is voor gevochten dus het is je plicht’, valt daar niet onder. Wat wellicht wel? Nou, in een politieke situatie waarin PVV en bijvoorbeeld GL de grootste partijen zijn, in een nek-aan-nek race gewikkeld, en waarin het duidelijk was dat de PVV kon gaan regeren als die de grootste werd … in zo’n soort situatie zou ik wel een zware noodzaak voelen om te gaan stemmen en er aan bij te dragen dat die fascistenbende van Wilders niet de grootste zou worden, Dat zou dan betekenen: op GL stemmen, want stemmen op een kleine, veel betere partij als Bij1 zou er dan dus niet voor zorgen dat de PVV de nek-aan-nek race van GL verloor. Terwijl ik het intik voel ik de weerzin alweer groeien. Klaver stemmen?! En daarmee ontruimburgemeester Halsema op Binnenlandse Zaken riskeren?! Maar goed. Dit soort scenario’s vind ik wel serieuze afwegingen waard, ook al zou de afweging bij mij dan wellicht nog steeds op wegblijven – en des te furieuzer barricadestrijd helpen organiseren! – uitdraaien.
Noodzaken privilege en solidariteit tot stemmen?
Dan is er nog het argument van privilege dat je her en der tegenkomt, met name uit kringen van Bij1 en haar anarchistische sympathisanten. Het luidt ongeveer als volgt. Mensen uit onderdrukte bevolkingsgroepen – zwarte en bruine mensen, mensen uit de LGBTQ+ gemeenschap, met name transgender mensen – ervaren vormen van onderdrukking die witte mensen, heteromensen,
cismensen niet of veel minder ervaren. Die onderdrukking is vaak belichaamd in wetten. Relatief gepriviligieerde mensen – wit, cis, hetero – hebben een soort morele plicht om bij te dragen het bestrijden van wetgeving die henzelf weliswaar weinig treft, maar gekleurde mensen, queer mensen, trans mensen des te meer. Gebruik het privilege dat je hebt om te stemmen en daarmee bescherming tegen onderdrukking te helpen bieden. Doe je dat niet, dan ben je – ik heb dat letterlijk eens mogen lezen en horen – nalatig in je solidariteit. Dan laat je namelijk een daad na waarmee je extra kwetsbare mensen kunt beschermen.
Er zit een kern in die klopt. Ik vind inderdaad dat de solidariteit vereist dat ik opkom voor mensen die onderdrukking verduren, juist ook als het onderdrukking is die ik zelf niet te verduren heb. Ja, wetgeving die transgender mensen bedreigt dient veranderd te worden, en bijdragen aan die verandering is inderdaad een kwestie van solidariteit. Maar draagt mijn stem wel bij aan die verandering? Heb ik greep op door mij aangewezen politici, zodanig dat ze ook echt bedreigende wetgeving veranderen in minder kwalijke? En vooral: gaat de energie die gestopt wordt in het stemmen – en vooral in het belangrijk maken van dat stemmen, in verkiezingsstrijd dus – niet ten koste van de energie die nodig is om directe strijd en drukverhogende campagnes te voeren om slechte wetgeving te helpen verslaan?
Nu kun je zeggen: prima, voer die campagnes en directe strijd, maar ga op verkiezingsdag ook stemmen. Kleine moeite, toch? Ja, kleine moeite, al heb ik thuis geen zeep genoeg om de viezigheid die ik voel bij het betreden van een stemlokaal van me af te krijgen. Kleine moeite, maar met hoogst twijfelachtig effect, en een bijdrage aan een procedure waar juist ook onderdrukte mensen mee gemangeld en geplet worden.
Want als LGBTQ+-er weet ik nog wel genoeg om te snappen dat mijn vrijheid gevaar loopt zodra die aan meerderheidsbesluitvorming wordt onderworpen. En als autist voel ik me in een wereld van echte of vermeende meerderheidsconventies toch al onveilig. Waarom dan daarop bouwen voor bescherming tegen onderdrukking? Waarom zou ik dat type besluitvorming ook maar enige legitimiteit toekennen? Ik erken daarmee de legitimiteit van het vooroordeel en de grootste gemene cishetero-deler. Wat is daar pragmatisch en praktisch aan? En hoe help ik daarmee onderdrukte mensen? Misschien is de stembusgang, en vooral het campagne voeren er voor, nu juist niet een daad waarmee je extra kwetsbare mensen wel echt zo beschermt. Wat dan weer helemaal niet betekent dat ik je minder solidair vind, enkel vanwege het feit dat jij wel gaat stemmen…
Ik accepteer volledig dat in al het bovenstaande een politieke argumentatie nauw is verweven met persoonlijke beleving van die argumentatie. Anderen kunnen veel van wat ik hier zeg onderschrijven, en toch ergens anders uitkomen op verkiezingsdag. Ik vind dat prima, het praktische verschil is helemaal niet groot. Want, zoals ik de waarde van het stemmen laag schat, zo waardeer ik ook het niet-stemmen op zichzelf ook maar heel matig. Ik geloof niet in niet-stemmen als zelfstandige actievorm, ik denk niet dat wegblijven van de stembus op zichzelf druk tot verandering teweeg brengt. Ook als de opkomst op verkiezingsdag terugvalt tot 10 procent, of zelfs nul, dan nog zal de staatsmacht blijven functioneren. Je kunt de staat niet omverwerpen door een verkiezingsboycot. Niet-stemmen is net zo min bevrijdend als wel stemmen, en een anti-verkiezings-campagne is in principe gewoon electoralisme in spiegelbeeld.
Ik stem niet, omdat ik het tijd- en energieverspilling vind, en omdat ik er iets mee doe dat mij ten diepste en principieel tegenstaat: zeggenschap over mezelf uit handen geven door me een baas te kiezen, en tegelijk zeggenschap over anderen uitoefenen door een ander die baas op te dringen. Maar ik zie het wegblijven van de stembus op zichzelf niet als een actie of zo. Ik zie stembusstrijd als iets dat energie en focus van directe actie wegzuigt. Daarom doe ik er niet aan mee. Maar ik kan het prima vinden met andere mensen die net als ik gefocust zijn op directe actie en verzet van onderop, maar die wel de gang naar de stembus eventjes maken. It’s no big deal verder in samenwerking met kameraden – tenzij kameraden er een big deal van wensen te maken en mij om te oren beginnen te slaan met vermaningen dat ik moet gaan stemmen, or else. Ik moet helemaal niks. En hoe harder je roept dat ik moet, hoe minder neiging ik krijg.
Een persoonlijk nawoord
Daar voeg ik graag een persoonlijk nawoord aan toe. Ik heb ontdekt dat in mijn stem-aversie iets emotioneels meespeelt waardoor ik argumenten die zeggen dat stemmen een solidaire plicht is, soms echt als grievend en beangstigend ervaar. Het is iets persoonlijks, en dat kan ik het beste omschrijven als een sterke hang naar consistentie in wat ik doe. Ik functioneer het beste als alles ‘klopt’ in mijn argumentatie en beleving en activiteiten. Ik trek het slecht als ik dingen doe waarmee ik inbreuk maak op wat ik zie en beleef als kernprincipes. Het rommelt dan in mijn fundamenten, het maakt me boos, maar ook angstig en onzeker. Als mensen mij onder druk zetten om dat toch te doen, dan voelt dat als een persoonlijke aanval, en kan ik daadwerkelijk van streek raken. Een enkele lezer van dit artikel zal dat kunnen bevestigen.
Ik heb daar over nagedacht, en het is iets mentaals, ik vermoed gerelateerd aan mijn autisme. Hoe dan ook: van mij vragen om me over mijn principes heen te zetten en te gaan stemmen, pragmatisch, uit solidariteit, weet ik wat… is dus vragen om me in die bijna existentiële onzekerheid te storten, inbreuk te maken op iets heel dieps van binnen dat ik kennelijk nodig heb om enthousiast en gefocust aan de slag te zijn. Als ik dat toeliet, dan werd ik niet meer solidair met jou, maar vooral minder solidair met mezelf, en van daar uit ook weer met jou. Als ik mijn kracht laat aantasten, is er ook minder kracht in mijn solidariteit. Onder zware morele druk en uit schuldgevoel gaan stemmen betekent mezelf geweld aan doen. Mij onder die druk zetten is mij geweld aan doen.
Dit kunnen mensen die mij niet kennen natuurlijk niet zomaar weten. Ik ben er zelf pas een handvol maanden achter dat dit bij mij ongeveer zo werkt. Maar het is op zijn minst onvoorzichtig en weinig sensitief om mensen die oprecht proberen het zo goed mogelijk te doen met de strijd en de solidariteit, op verwijtende toon toe te spreken, enkel en alleen omdat ze zich na rijp beraad en raadpleging van hun diepste binnenste, graag eens in de drie of vier jaar een bezoek aan een stemlokaal – en daarmee het gevoel dat ze iets echt verkeerds doen – besparen. Ik heb zo het vermoeden dat ik niet de enige ben die dit overkomt.
En het zou zo niet horen te gaan. Lever kritiek op argumenten die mensen aandragen, kom met betere waar je die hebt, en if you insist, doe je pleidooi om te gaan stemmen zo goed als je kunt! Maar laat kwalificaties van de er onder liggende houding – is de ander, die je helemaal niet kent, wel of niet solidair genoeg, dat soort dingen – maar liever achterwege als je niet in vervelend, verwijtend en validistisch vaarwater wilt belanden. En inspelen op iemands schuldgevoel om een bepaalde keus af te dwingen is vrijwel altijd een heel slecht idee waar achter nogal eens een gebrek aan overtuigender argumenten schuil gaat.
Noten:
1 Peter Storm, ‘Lawaaiprotest Tilburg: “Baudet, vD, Opgerot Weg Er Mee”’
2 Mikhail Bakunin, ‘Marxism, Freedom, and the State’, 1867-1872, het hoofdstukje ‘The State and Marxism’ en ook hier
Ook verschenen bij Egel
– Uitgelichte afbeelding: Door Collectie SPAARNESTAD PHOTO/NA/Anefo/Fotograaf onbekend, CC BY-SA 3.0 nl, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=11485938