“Criminaliteit is niet Marokkaans. Verbrand je boetekleed!”, schreef Tariq Shadid vorige week. Dat kan ik alleen maar bevestigen. Criminaliteit heeft te maken met klasse, en elke klasse heeft z’n eigen specialiteiten, van tasjesroof tot megafraude.
Midden jaren vijftig groeide ik op in een achterstandswijk in Leiden, het Morskwartier. Diezelfde wijk werd later, toen ik inmiddels op de kweekschool (Pabo) zat, door de socioloog Brands onderzocht op het in onderzoeksland nieuwe thema “taalarmoede”. De taalverrijkingsprogramma’s die van daaruit op scholen en wijken werden losgelaten, waren de eerste van een reeks geldverslindende stimuleringsmaatregelen om de geletterdheid en de armoe van de verpauperende volkswijken tegen te gaan.
Het Morskwartier was aanvankelijk een keurige arbeiderswijk, waar iedereen het met beperkte middelen redden moest. De beter gesitueerde middenstanders, ambtenaren en leraren woonden aan de andere kant van de Morsweg in grotere huizen aan ruimere straten in koopwoningen. In mijn buurt ging niemand studeren. Alle jongens gingen naar de ambachtsschool, waarna ze zich via een leerling/gezel/meester-systeem in de avonduren konden opwerken tot geschoold ambachtsman. Alle meisjes gingen naar de huishoudschool, waar ze na een verkerings- en verlovingsperiode trouwden en kinderen kregen in dezelfde buurt als waar ze opgroeiden.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via: Doorbraak