In Parijs is zondag de linkse econoom en denker Samir Amin overleden. Hij werd 86. Onvermoeibaar bleef hij tot op het laatst het kapitalistische wereldsysteem analyseren en pistes aanreiken voor een uitweg richting een meer humane maatschappij.
Dat Samir Amin – geboren in Egypte – minder bekend is dan pakweg iemand als Noam Chomsky ligt ongetwijfeld aan de taaiheid van zijn werk. Voor een hapklare analyse over de opkomst van Trump of de spanningen rond Noord-Korea moest je bij hem niet aankloppen. Samir Amin was de denker van de langere termijn en het grotere plaatje.
Toch heeft hij de manier waarop binnen links (en ook daar buiten) gekeken wordt naar de wereld grondig veranderd. Na de Tweede Wereldoorlog was de zogenaamde ontwikkelingstheorie dominant. Alle landen waren als het ware biljartballen die onafhankelijk van elkaar over een tafel rolden. Sommige landen waren economisch meer ontwikkeld dan andere, maar elk land zou uiteindelijk kunnen bijbenen en welvarend worden als ze maar dezelfde weg bewandelden als de meer ontwikkelde landen.
Samir Amin was – samen met onder meer Raul Prebisch en Andre Gunder Frank – één van de eersten die deze visie aan stukken sloegen. Amin – die naar eigen zeggen al op zijn achtste communist werd – bouwde daarbij verder op de theorieën van Marx.
Sluier
In Das Kapital had Marx bijna een eeuw eerder de sluiter getrokken van de kapitalistische uitbuiting. Voor een boer die elk jaar een flink stuk van de oogst moet afgeven aan de feodale heer is uitbuiting makkelijk zichtbaar. In het kapitalisme lijkt de arbeider op het eerste zicht een eerlijke prijs te krijgen voor de enige koopwaar die hij te bieden heeft: zijn arbeid. Dat is niet zo, maakte Marx duidelijk. De arbeider krijgt net genoeg om – al dan niet in relatieve welstand – te overleven. De rest van wat hij produceert, wordt in beslag genomen door de eigenaar van de machines.
Dergelijke mechanismes van uitbuiting bestaan ook op wereldvlak, toonde Amin in 1957 aan in zijn doctoraatsthesis en later in vele andere werken. Er is wel een verschil in productiviteit tussen een arbeider uit Europa of de VS en een arbeider in Bangladesh. Maar dat verschil is kleiner dan het loonverschil tussen die twee. Bij elke transactie tussen een land uit de derde wereld en de meest ontwikkelde landen vloeit er een stukje ‘imperialistische rente’ naar die laatsten. De reden is dat dergelijke landen een groter reserveleger aan arbeidskrachten hebben wat de lonen altijd laag houdt.
Amin zelf sprak trouwens over centrum- en perifere landen. Hij zag het kapitalisme als een wereldsysteem. Perifere landen zijn geen ‘ontwikkelingslanden’, zoals ze wel eens genoemd worden. Het zijn landen die door het imperialisme ‘onderontwikkeld’ werden. De Indiase industrie die door het Britse kolonialisme vernietigd werd, was op dat moment veel meer ontwikkeld dan de industrie op het Britse eiland.
Tijdens de 500 jaar geschiedenis van het kapitalisme werden alle landen buiten de VS en Europa (met uitzondering van Japan) meestal met veel geweld ingeschakeld in dat wereldsysteem en in een afhankelijke positie geplaatst.
Globalisering vindt Amin daarom een onzinnige term. Het kapitalisme is vanaf het prille begin een globaal systeem geweest met mensen die uit Afrika geroofd werden en tot slaaf gemaakt en hele continenten die onder de voet werden gelopen door Europese legers.
Imperialisme zoals het echt is
Die accumulatie op wereldvlak (zoals de titel luidt van zijn boek waarin zijn oorspronkelijke doctoraat verwerkt werd) is de theorie, het spel van economische wetten. De concrete geschiedenis van die onderdrukking is er één van heel veel strijd en opstand, van half of tijdelijk gelukte en mislukte revoluties, van staatsgrepen, oorlogen en schuldencrisissen.
Net zoals er na de Tweede Wereldoorlog in de VS en West-Europa pogingen waren om via de opbouw van welvaartsstaten de ergste kantjes van de uitbuiting af te vijlen, probeerden landen uit de periferie te ontsnappen aan de onderontwikkeling.
Samir Amin werkte zelf mee in de economische administratie van Nasser in Egypte en later in het pas onafhankelijk geworden Mali. Uit Egypte moest hij vluchten toen Nasser de jacht opende op zijn communistische critici. Het toonde volgens Amin meteen de limieten aan van dergelijke pogingen. Wanneer de lokale bourgeoisie zo’n proces probeert te leiden, loopt het altijd fout. Uiteindelijk schikken ze zich altijd weer in de rol van ‘compradore’. Met die Portugese term duidden de Chinese marxisten de lokale burgerij aan die een soort tussenpersoon speelde tussen de periferie en het centrum. Aangezien ze betrokken zijn bij de export naar de centrumlanden hebben ze er belang bij dat de situatie voor de grote meerderheid van hun landgenoten niet verbetert. Bij revoluties en pogingen om de krachtsverhoudingen te veranderen, hebben zij ook het meest te verliezen.
Verandering
Dat betekent niet dat elke verandering onmogelijk is. Samir Amin promootte een strategie die hij ‘déconnexion’ noemt (of delinking in het Engels). Met de steun van de grote meerderheid van de bevolking moeten overheden zich proberen te onttrekken aan die imperialistische inschakeling in de wereldmarkt. Niet door zich terug te trekken op zichzelf, maar door eigen industrieën of grondstoffen te beschermen en door gezonde relaties aan te gaan met gelijkwaardige landen.
Een andere term die Amin lanceerde is ‘eurocentrisme’. De ontwikkelingstheorie heeft namelijk doorheen de tijd ook een culturele invulling gekregen. Europa wordt gezien als het model, de meest moderne en ontwikkelde plek van de wereld en alle landen zouden diezelfde evolutie moeten volgen, ook op cultureel vlak.
In zijn boek L’Eurocentrisme uit 1988 draait Amin dat helemaal om. Volgens hem kon het kapitalisme en de zogenaamde moderniteit in Europa ontstaan, omdat dit continent toen net een achterstand had op grote rijken in China, India, Afrika en de Arabische wereld. Terwijl China stabiel was, viel Europa telkens uit elkaar in kleine lappendekens van concurrerende feodale rijkjes. Net in die chaos kon het kapitalisme ontstaan en zich met veel geweld over de hele wereld verspreiden.
De bijhorende moderniteit is daardoor ook altijd besmet geweest. De leuzen van de Verlichting klonken bitter bij het zien van de gruwel die het kolonialisme en imperialisme aanrichtte in Zuid-Amerika, Afrika en Azië.
Als het kapitalisme ontstond in de minst stabiele gebieden, kan dat misschien ook zo zijn bij het systeem dat na het kapitalisme zal komen. Amin gelooft dat de barsten in de periferie zullen verschijnen. Dat er een ander systeem komt, leidt volgens hem geen twijfel. De crisis van het huidige systeem werd volgens Amin ingezet in 1970. Voor de grote meerderheid heeft het kapitalisme niets meer te bieden. Erger nog, het dreigt uit te monden in horror en vernietiging.
Of er na de instorting van het kapitalisme (waar figuren als Trump flink aan meewerken) iets beters komt, hangt alleen van ons allen af. Zelf zal hij niet meer kunnen zien welke richting het uitgaat. Wordt u dan niet moedeloos als u terugblikt op al die jaren van strijd, vroeg een journalist hem in één van de laatste interviews. “We hebben de wereld niet veranderd, maar we zijn de vlag blijven omhoogsteken. Dat is ook al belangrijk”, antwoordde hij.
- Christophe Callewaert, oorspronkelijk verschenen bij dewereldmorgen.be