Resoluut ingrijpen

 

De werkenden van de toekomst erven de gevolgen van een economie die eeuwen gericht is op winst boven alles. De problemen die hieruit voortkomen, zoals toenemende sociale en economische ongelijkheid, burn-outs, individualisering, precarisering, laten de noodzaak zien om economische activiteiten anders te organiseren. De organisatie van de arbeid en de bestaanszekerheid vragen om resoluut ingrijpen.

Sinds lange tijd, en steeds nadrukkelijker, domineert de opvatting dat de economie een zelfstandig systeem is dat puur gericht is op het maken van zoveel mogelijk winst en in theoretische zin iedereen ten goede komt. De nauwe verbondenheid van de economie met de samenleving en de fysieke leefomgeving krijgt binnen dit perspectief geen erkenning. In de praktijk verrijkt een klein deel van de bevolking zich ten koste van alle anderen en de rest van de wereld. Het leidt tot een samenleving met een onderklasse, armoede, woningnood, precaire arbeid, falende jeugdzorg, afbraak van sociale rechtsbescherming, om er een paar te noemen. Economische activiteiten onttrekken energie en hulpbronnen aan de samenleving en de aarde, zonder iets daarvoor terug te hoeven doen. De winsten zijn geprivatiseerd, de verliezen gesocialiseerd.

Calculatie en wantrouwen

Het egoïstische mensbeeld van winstmaximalisatie en calculatie berust niet op de alledaagse realiteit, maar op de praktische mogelijkheden die het biedt. Mensen zijn uniform en voorspelbaar, zodat economen menselijk gedrag in wiskundige modellen kunnen vatten. Op basis van dit mensbeeld modelleren economen de uitkomsten van allerlei bemoeienissen, zoals ingrepen van de overheid. Dat hun voorspellingen doorgaans niet uitkomen, leidt nauwelijks tot bijstelling van dit starre beeld van de menselijke natuur. Af en toe schaven ze wat bij door bijvoorbeeld te erkennen dat mensen beperkte kennis hebben en niet alleen maar gericht zijn op geldelijke winstmaximalisatie. Onderzoeken laten herhaaldelijk zien dat degenen die vaak in aanraking komen met dit beeld van de homo economicus, de neiging hebben niet alleen anderen zo te zien, maar ook zichzelf en bovendien zich daar naar te gedragen. (1)

In het overheidsbeleid is het beeld van de egoïstische, luie en maximale winst zoekende mens bepalend. De Participatiewet (2015) is illustratief voor dit mensbeeld. Deze wetgeving, gestoeld op de (foute) aanname dat mensen het liefst zo min mogelijk doen en zo veel mogelijk profiteren, maakt hen individueel verantwoordelijk voor collectieve problemen. Ontvangers van bijstandsuitkeringen krijgen ‘hulp’ om meer te participeren door ze financiële sancties op te leggen, wanneer zij niet voldoen aan bepaalde inspanningseisen.
Ook in de organisatie van de arbeid is het idee van de homo economicus invloedrijk. De op wantrouwen gebaseerde controlesystemen, zorgen voor extra werkdruk en minder autonomie en werkplezier. Bijvoorbeeld door ‘gps-tracking’ van vrachtwagenchauffeurs of pakketbezorgers en de administratieve rompslomp waarmee zorgmedewerkers, politieagenten en leerkrachten te kampen hebben. Evenals werknemers in de industrie, bouw of zakelijke dienstverlening. Met andere woorden: het foute idee over de menselijke natuur leidt tot belastende gestuurde arbeid.

Omverwerping

Economen gaan ervan uit dat mensen zoveel mogelijk geld willen verdienen. Zij stellen bijvoorbeeld dat het wenselijk is dat mensen meer gaan werken (in Nederland, met een relatief krimpende beroepsbevolking wellicht nodig). Maar hoe?
Het antwoord vanuit de economie is: bied een hoger loon, want als werk meer loont, zullen mensen meer gaan werken. Dit eenzijdige beeld van wat de kosten en baten zijn van werk voor werkenden blijkt niet te kloppen. Immers als werk zwaar en slecht is, gaan mensen juist minder werken wanneer ze meer betaald worden. Als meer werk wenselijk zou zijn, dan is het in de eerste plaats belangrijk om kwalitatief goed werk te bieden. (2). Overigens is bekend dat de lonen al erg lang achter blijven bij de economische groei en arbeidsproductiviteit. En dat, terwijl de winsten en dividenden de pan uit rijzen.

Het is tijd voor bezinning op en de omverwerping van de op neoliberale grondslag gebaseerde managementmaatschappij die gericht is op uitputting van arbeid en omgeving. De marginalisering van uitkeringsgerechtigden, vrouwen, jongeren, ouderen, laagopgeleiden, mindervaliden en migranten voltrekt zich. Een groot deel van de groeiende werkgelegenheid komt daar terecht: laag betaald, onzeker en onvolwaardig. De om zich heen grijpende flexibilisering, uitbesteding, inleen, toelevering, verzelfstandiging en privatisering zorgen voor een steeds verdergaande precarisering. De confrontatie met de managementopvattingen over ‘menselijkheid’ is urgent en vraagt om krachtig verzet. Dat vergt grote inspanningen, want het neoliberalisme kent ‘overmachtige’ trekken met schijnbaar vanzelfsprekende consequenties voor de arbeidende mens.

Omkering

Concrete thema’s zijn: breken met de uitbesteding, zelfsturing, resultaatverantwoordelijkheid en flexibilisering. Uitbesteding van managementtaken vraagt om de grootste argwaan. Deelname aan machtsfuncties, zonder feitelijke en effectieve macht, werkt corrumperend en verlammend. Beoordeling van collega’s, selectie en betrokkenheid bij sancties verdienen afwijzing. Voor velen is de kwaliteit van hun arbeid in het geding. Ongezonde en onveilige arbeidsomstandigheden, evenals de toenemende stress bedreigen de van werk afhankelijke mens. Een offensief voor de kwaliteit van de arbeid is meer dan wenselijk. Verbeteringen zijn noodzakelijk op terreinen als werkdruk, rusttijden, overwerk, werkoverleg in eigen tijd, onderlinge controle, zelf disciplinering, vrij gebruik van vrije dagen, werkzekerheid, enzovoort.

De afstand tussen wens, noodzaak en werkelijkheid is groot. De erkenning dat de economie is ingebed in een politieke, sociaal-culturele en natuurlijke leefomgeving vraagt om een omkering van de bestaande werkelijkheid: bedrijven dienen getoetst te worden aan hun maatschappelijke bijdrage. De organisatie van kwalitatief goed werk in een humane economie vergt een minder plat mensbeeld. Mensen zijn complex, handelen in een context, zijn afhankelijk van elkaar, en hebben doorgaans de neiging tot sociaal handelen en wederzijdse hulp. Niet de belangen van het verspillende management dienen de agenda te bepalen, maar de behoeften van mensen. En dan vooral met een positieve agenda: ‘dit is wat we willen’. Een vakbeweging die deze doelen weet te verenigen en op basis daarvan het voortouw neemt in de strijd voor beter werk en leven, is alle steun meer dan waard.

(1) Raworth, K. (2017). Donut economie. In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw. Nieuw Amsterdam.
(2) WRR (2020). Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht. Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid.

– door Joop Zinsmeister, oorspronkelijk verschenen bij Solidariteit