Tekst van het achterplat
We strijden voor een terug naar het leven. We hebben er lak aan de dood uitdagingen toe te werpen. Het leven is geen project, het heeft geen zin. Wij geven het een betekenis, het is aan ons dat het leven de mogelijkheid heeft aangereikt om tussenbeide te komen in haar proces van proefondervindelijke woekering om, als we dat willen, te vermijden dat het leven zelf teruggrijpt naar de dood om op haar gewone manier het overschot te vernietigen – het teveel aan hebben dat werd opgestapeld bij gebrek aan zijn.
Autonoom en fier op onze anonimiteit, zijn we de ambachtslui van een terug naar het leven dat in alle uithoeken van de wereld weerklinkt. We maken een eind aan de egoïstische berekening en aan de onderdanigheid die van de Aarde een tranendal maakten.
We zullen een wereld scheppen waar het menselijke wezen slechts zal sterven op de drempel van zijn vervulling, in de schittering van zijn voldane mogelijkheden, maar niet totaal verzadigd.
Het leven zegt nooit het laatste woord.
1 Het leven is geen voorwerp
We hebben slechts geleerd te sterven, het is tijd om te leren leven. We bevinden ons op het breekpunt tussen twee beschavingen. De oude wereld stort in en aarzelt om te verdwijnen, de nieuwe laat zich zien en aarzelt om zich op te dringen. De schokgolf die de planeet door elkaar schudt, raakt ook ons bestaan. Ze onthult haar wortels. Geen enkele ideologie is nog in staat die te verstoppen. De rots van de oude waarheden vliegt aan stukken.
Verzaken aan het leven om niet te sterven. Geen enkel verleden kreeg de instemming van het volk voor een dergelijke ontstellende absurditeit. Geen enkel tijdperk heeft zich dusdanig en in der minne laten verdwazen. Maar de Staat en de multinationals hebben mooi een eindeloze stroom drek van angst, van berusting, van verzaking, van opoffering, van verklikking te spuien, er komt een ogenblik waarop alles wankelt, alles kantelt omdat het leven de overhand haalt en zich haar rechten weer toe-eigent. We bevinden ons in het hart van dat ogenblik. Of juister, we zijn het hart ervan. Ongetwijfeld moet aan de droom de macht worden toegekend om de nachtmerries van de realiteit te verdrijven. Maar dit zal niet meer dan een holle fraze blijven zolang we er niet toe komen de sociale jungle te verlaten waar overleven ons lot was. Om ons waar te begeven? Exact waar we zijn. Daar waar in ons de niet te onderdrukken begeerte wakker wordt om op het terrein van ons eigen bestaan een samenleving te bouwen waar de wederzijdse hulp en de autonomie ons leren het leven te ontdekken waarvan we afzijdig werden gehouden.
Onze maatschappijen zijn puinhopen. We ploeteren in dode waarden. De budgetbeperkingen hebben het collectieve goed geruïneerd. De sociale voordelen afgedwongen na harde strijd, stakingen, fabrieksbezettingen, aanspraakmakende eisenbundels, werden ontleed, versnipperd, vernietigd. Pensioenen en uitkeringen worden gestolen van zij die de bijdragen leverden om ervan te kunnen genieten eens bevrijd van het werk. Het openbare vervoer wordt verwezen naar het schroot, het onderwijs dat al lang niet meer is dan een toegangsweg naar de slavenmarkt, brokkelt even snel af als het kapitalistische dynamisme. De graaizucht van het zaakjesdoen heeft de openbare ziekenhuizen vernield die enkele decennia geleden nog best in staat waren geweest om het verschijnen van een epidemie het hoofd te bieden. Wat was uiteindelijk het resultaat van dit schandalige wanbeleid? Een eenvoudige diagnose van ziekte. De vaststelling werd banaal nu ze het onderwerp is van politieke debatten, sociologische analyses, filosofische protesten, berispingen en eisenpakketten gericht aan een stokoude Leviathan die ze onontvankelijk verklaarde door op een feitelijke toestand te wijzen. “Het is nu eenmaal zo en niet anders, zo willen we het.” Niets is bijgevolg geneigd tot verandering. De betogers stampvoeten, de corporatistische eisen doen hun rondje. De openbare ruimte heeft een trieste aanblik en gaat op in het gebetonneerde landschap waarvan men de ogen afwendt.
De wanhoop, de fataliteit, het voorgevoel van de nederlaag zijn des te doeltreffender wapens in handen van de Macht omdat wij ze zelf cadeau doen.
De bloei van het industriële kapitalisme heeft in de 19de eeuw, tegen haar wil in, de verdienste gehad de geboorte van het proletarische bewustzijn mogelijk te maken. Dit bewustzijn beperkte zich niet tot looneisen, noch tot zuurstof voor het onderdrukte overleven. Het project? Niets minder dan het oprichten van een klassenloze maatschappij. Hier overleefde die verzuchting voor een gelijkwaardige maatschappij die zich had geplooid naar de schommelingen van de geschiedenis zonder ooit van koers te veranderen. Door de te gelde gemaakte uitvindingen – electriciteit, stoom, spoorwegen, therapieën, radio – uit te delen, kreeg het industriële kapitalisme een aura van Prometheus-progressiviteit over zich die zowel aantrok als afstootte. De held van de Griekse mythologie had, zoals geweten, de tirannie van de Goden getart door de mensheid het vuur aan te bieden waarmee het zijn eigen bestemming kon smeden. Het tribuut dat voor deze stoutmoedigheid diende te worden betaald was het offer van een leven, veroordeeld tot de eeuwige verminking. De filantropische visie van het kapitalisme suggereert zonder schaamte dat de belofte van een betere wereld wordt gerealiseerd in de krochten van de geïndustrialiseerde hel en ten koste van het arbeidersleed. Nu had het paradijs geen nood meer aan een paspoort naar het hiernamaals afgeleverd door de godsdiensten. Het was aards, tastbaar, binnen handbereik, ofwel van de rechterhand, druk bezig met werken, ofwel van de linker, vol verwachting.
Aangespoord door het profijt, oppermeester en enige beslisser, zou de consumentenkolonisatie de hoofdzakelijk productieve faze van het kapitalisme opvolgen. De mode van de supermarktdemocratie achterhaalde de oude caritatieve filantropie. Maar uitdovend, bracht ze een fenomeen aan het licht dat men had verwaarloosd van dichterbij te onderzoeken, het humanistische gesjacher. Wat is het humanisme oorspronkelijk? Het zuivere product van een lucratieve logica. Een van de eerste burgeraalmoezen van de handelsbeschaving. Tegenover het zuivere verlies van de traditionele afslachting van de oorlogsgevangenen, kreeg de gratie de overhand zodat ze konden overleven als slaven om de eeuwige beweging van de economische raderen in stand te houden. De edelmoedigheid en de berekening gingen een onwaarschijnlijke alliantie aan, die tot vandaag blijft duren.
Het proces van Neurenberg was de enscenering van een emblematisch humanitair spektakel. Een zogenaamd democratisch kapitalisme veroordeelde er een totalitair staatskapitalisme waarvan het nazisme en het stalinisme de concurrentiële gruwelen hadden voltooid en nagelde het aan de schandpaal. Terwijl het Westen de opstand van de gekoloniseerde volkeren neersloeg, breidde de sector van het consumentisme zich uit, de gevoelige snaren van het altruïsme bespelend. Het kwam erop aan de harde productivistische dwang, met andere woorden de barbaarsheid van de arbeid, te re-humaniseren. Het Marshall plan, de inhuldiging van de toevloed aan verhandelbare pleziertjes, was als een pasmuntje dat het amerikaanse evangelisme in de bedelnap van het door de oorlog verwoeste Europa wierp. De lusthoven van overvloed bleven zich vermenigvuldigen en overdekten met hun neonlichten steden en buitengebieden. Als voorbode tot haar planetaire overstroming, was de pandemie van het consumentisme vooral van belang voor de Europese regeringen. Met het verlies van hun koloniën slikten ze hun arrogantie van uitbuiter in. Ze knielden aan de voeten van het calvinistische imperium en kusten de billen van de weerzinwekkende Baphomet die de self-made man is. (Zoals geweten gaat dit idool door voor een afgod van de Tempeliers, een militaire en zakenorde waarvan heel wat Europese Staten uit de dertiende en veertiende eeuw debiteuren waren.)
Van binnenuit bekeken, is de supermarkt een model van hedonisme, van keuzevrijheid, van democratie. Onder het teken van de vrijhandel is de vrijheid totaal, behalve dan dat er moet worden betaald aan de uitgang. Zou er in deze zo schitterend verlichte oorden dan toch onvermoede duisternis heersen? Onder het gehamer van promotiecampagnes verspreidde zich een consumentenmodel van volksbeheer. De toepassing ervan op de hele wereld, met inbegrip welteverstaan van de tolheffingen, leidde tot de ambitie van de instelling van de beroemde welfare state, de toestand van universeel welzijn, de vegetatieve gelukzaligheid bevorderd tot het beste van alle mogelijke overleven. Men vergat dat men met vuur speelt wanneer men in een maatschappij vol verboden mogelijkheden oproept.
Het kapitalisme kon zich vinden in de Lupercalia (vruchtbaarheidsfeesten in het oude Rome) waar het opzwepende gejoel werd vervangen door “verbruik, verbruik!” Niet alleen werden de binnengehaalde winsten niet langer bedreigd door ongewenste stakingen, looneisen, gejammer van vakbondsappartchiks, maar de salarissen die uit de klauwen van de uitbuiter werden gewrocht, huppelden gedwee terug in de fluwelen handen. De blauwe werkerskiel inwisselend voor de klederdracht van de consument, verloor de proleet langzaamaan zijn bewustzijn en zijn strijdlust. De ideologieën bleven hangen in de lijm van een dienstbetoon dat zich steeds minder richtte op de intelligentie van de wezens en de dingen en steeds meer op publiciteitscampagnes die wat dan ook aanprezen. Het belang dat werd besteed aan de aankoopprijs verminderde de interesse in de gebruikswaarde van het product. Tot de koper ertoe werd gebracht om niet zozeer de voorkeur te geven aan het nut van een paar schoenen dan wel te kiezen voor de spectaculaire glans van een bekend merk.
De industrialisatie had de nodige voorwaarden geschapen voor het ontluiken van een klassenbewustzijn. De aanhoudende vloed van het consumentisme wiste die uit en sleepte in haar zog ook het verval van de traditionele waarden mee. De strikte noodzaak tot productie was de voedingsbodem voor het ascetisme, het puritanisme, de opoffering van het leven aan de werkkracht. De aanmaning tot verbruiken, consumeren opende een weg in tegenovergestelde zin. De voorwaarden herinneren ons, als in een zoet-zure parodie, aan de grote ommeslag waartoe de vrijhandel, toen het hoorngeschal van de ondergang van het Ancien Regime weerklonk, de denkers van de Verlichting uitnodigde, Diderot, Rousseau, d’Holbach, inspiratiebron en aanstekers van de Franse Revolutie. Bij het in onbruik raken van de traditionele ideologieën lauwerde het consumptie-oecumenisme het hedonisme, de vrije keuze, de autonomie, de weigering van de zelfopoffering. De handelswaar heeft haar eigen cultus. Uit naam van het Hebben, opgehemeld tot Opperwezen, werden alle godsdiensten en het autoriteitsprincipe ontheiligd.
Het idee alsof het natuurlijk zou zijn om, zichzelf opgebruikend, te verbruiken, inspireerde de gedachte dat een hernieuwd verbond met de natuur het dogma van de antifysis kon doorbreken. De huldiging van de consumerende vrouw, haar zachtmoedige onschuld, de bezorgdheid voor kinderen en dieren aanprijzend, hield de feministische zelfverdediging en de aanhangers van een heraarding van de wezens en de dingen, niet lang voor de gek. Het duurde dan ook niet lang om te begrijpen dat het plezier om verbruikend zichzelf op te gebruiken, neerkomt op de gore realiteit van het “al verterend zichzelf verteren.”
Het situationisme had vanaf de jaren ’60 de lessen getrokken uit de bijdrage aan de radikale analyse en subversiviteit van de ommeslag van de evolutie van het kapitalisme. Deze wending wekte en stimuleerde het bewustzijn van diegenen die het project van de menselijke emancipatie, zoals van generatie op generatie doorgegeven, niet hadden opgegeven.
De Beweging van de Bezettingen van 1968 bevestigde de meeste van de situationistische stellingen. Alhoewel het project van een algemeen zelfbeheer en het in de steigers zetten van een menselijke maatschappij niet slaagde, was die mooie meimaand noch overwinning noch nederlaag. Het was een oproep aan de geschiedenis tot een permanente afspraak. De verschijning van de Gele hesjes in Frankrijk en de vredelievende opflakkeringen van de wereldwijde opstanden zijn er de echo van, zonder dat er ooit behoefte was aan leermeesters, volksmenners, ordewoorden om ze aan te sporen.
De terugkeer naar het leven heeft het talent om het bewustzijn, paradoxaal genoeg zowel historisch als tijdloos, van elke inwoner van de aarde, onophoudelijk opnieuw aan te wakkeren. Het besluit om voorrang te geven aan het menszijn, om bazen, zelfverklaarde vertegenwoordigers, politieke en syndikale middelen te weren en om te werken aan het regeren van het volk door volksvergaderingen, is ruimschoots voldoende om de grondslagen te leggen van een wederzijdse hulp.
Op grond van de wet van de tegengestelden, heeft het cliëntelistische consumerisme bijgedragen tot de terugkeer van de authenticiteit, heeft het geholpen om het leven te ontdoen van de gelijkstelling met het overleven. De kracht van de leugen overweldigde de radikaliteit van mei 68, ze heeft die niet gesmoord. Dit is duidelijk zichtbaar sinds ten gevolge van de groeiende verpaupering, de mythe in duigen vliegt van de welvaartstaat – dit “op z’n amerikaans” afgezabberde en door Hesiodos gevierde Gouden Tijdperk.
De dreiging die de verpaupering uitoefent op de burchten van het verbruik, hebben het kapitalisme ervan overtuigd zich tot de beursspeculatie te wenden. Door in de financiële faze te stappen, verwijdert ze zich van het bedrieglijke koninkrijk van de consumptie. De antennes van het kapitalisme verwittigden altijd om te verlaten wat het de rug toekeerde. Het liet de fabrieken en het nuttige productieve werk in de steek, de volledige sector van het massaverbruik, bedreigd door roof en woestijnvorming. Het ligt, de doodstrijd voor allen programmerend, op apegapen. Het grinnikende nihilisme ervan verleidt de zelfmoordenaars. Het heeft maling aan het ondergraven van de fundamenten van het spektakel. Het zaait de ondergang in een grote enscenering waarin het leven er gewend aan raakt slechts een bestaan te hebben in spiegelbeeld en bij volmacht. Deze bewust geaccepteerde zwakzinnigheid heeft ons ongewild geholpen de authenticiteit weer te vinden.
De terugplooi van het kapitalisme in de schoot van de beursspeculatie ontslaat haar rekenschap te moeten geven over het ineenstuiken van de economie. Het rentabiliseert het eigen afsterven. Na het industriële dynamisme en de consumeristische kolonisatie gaat ze nu over in een financiële faze, in een wervelwind waar het zotte geld op zichzelf draait.
Het gevolg is een fenomeen dat doet denken aan de radeloosheid van de kankercellen in een levend organisme. Het kapitalisme is noch een levende materie noch een dode. Het is een mechanisme dat op het leven werd geënt. De proefondervindelijke tegenslagen van onze evolutie hebben het duidelijk aangetoond: een mechanisme enten op iets levends heeft het afsterven van het leven en de zelfvernietiging van het mechanisme tot gevolg. Laat dit een waarschuwing zijn aan de transhumanisten en de aanhangers van het sociale krediet! Men kan zich met recht afvragen of de hysterische angst die het haalde op de medische behandeling van het coronavirus niet het gevolg is van de verkankering van dit hybride organisme, de kapitalistische hydra?
Hoe dan ook zullen we ons nooit losmaken uit de greep van de oude wereld zolang we ons niet verzekeren van de grondvesten van menselijke microsamenlevingen, gebaseerd op de collectieve solidariteit en de individuele autonomie.
Lees de rest van de tekst hier als pdf
“Retour à la vie” in een eerste versie in het Frans en het Italiaans op RITORNO ALLA VITA Raoul Vaneigem, 7 marzo 2022 Barraventopensiero. Herwerkt op 14 april, uit te geven bij L’insomniaque in oktober 2022 en te vinden in het Frans en het Italiaans op Barravento) (de gehele vertaalde tekst hier als pdf)
Vertaald door Geert Carpels en overgenomen van GlobalInfo