Uit een door Roel van Duijn voor nrc-next geschreven opiniestuk van vandaag 28 februari 2013:
Stilletjes koester ik nog de illusie dat minister
Plasterk, druk met z’n provincies,
zich mijn brief uit zijn handen heeft laten
rukken door een ambtenaar, die mijn epistel
ter beantwoording aan de AIVD toegeworpen
heeft. Ik heb een persoonlijk onderhoud
met de minsier aangevraagd. Om hem
te vragen waarom hij zijn post door een onbevoegde
laat beantwoorden. Om hem erop
te wijzen dat in de Wet op de Inlichtingenen
Veiligheidsdiensten 2002 staat dat de
minister over deze dingen gaat (artikel 84,
lid 3 en 4.). „Onze betrokken Minister
stelt de Nationale Ombudsman binnen
zes weken schriftelijk op de hoogte van
de gevolgen die hij aan het oordeel alsmede
aan de aanbevelingen verbindt.” Er
staat natuurlijk niet dat het hoofd van de
geheime dienst dat doet.
Ik wil de minister er in dat gesprek aan
herinneren dat de historische achtergrond
van deze wet is, dat er gedurende
de laatste decennia van de twintigste eeuw
onder andere door zijn eigen partijgenoten
in het parlement (zoals Erik Jurgens en Gerrit-
Jan van Oven) een intensieve strijd gevoerd
is om het klachtrecht van burgers
hard te maken. En dat er daarom, onder het
bewind van PvdA-minister Klaas de Vries, in
het begin van deze eeuw een CTIVD is ingesteld,
die onder verantwoordelijkheid van
de minister onafhankelijk onderzoek doet.
En dat er bovendien een Nationale Ombudsman
is ingesteld, om diens oordeel over burgerklachten
extra serieus te nemen. Trots
was ons parlement toen op zichzelf. Geen
land ter wereld waar de geheime dienst zó
onder controle van de democratie was gebracht!
Van Duijn zal op 12 maart aanstaande alsnog een gesprek met superdemocraat Plasterk hebben.