Naar aanleiding van recente demonstraties in Franrijk tegen politiegeweld voerde de ecologische site ‘Reporterre’ met de Franse advocaat, lid van het nationale bureau van de Liga voor de Rechten van de Mens, Arié Alimi een vraaggesprek. Centraal in dat gesprek stond het boek, dat Arié Alimi schreef onder de titel ‘De staat buiten de wet’ (L’État hors-la-loi). In het Engels zou dit als ‘Outlaw State’ klinken en in het Nederlands ‘Bandiet-staat’, want ‘outlaws’ en ‘bandieten’ handelen buiten de wet om; zij negeren de wet, zij stellen zich buiten de wet, het ontbreekt hen aan respect voor de wet. En waar het om overmatig, buitenproportioneel gebruik van geweld door de politie gaat, door hogere gezagsdragers getolereerd of openlijk bevolen dan wel aanbevolen, dan beweegt de staat zich buiten de wet. Dit kan gebeuren door een politionele constructie van een nieuwe argumentatie-categorie, een quasi leninistische, ‘vijand van de openbare orde’…
Wel, in zijn boek geeft Alimi aan dat het grover worden van het politiegeweld de consequentie is van een toenemend verlies van legitimiteit van de Staat. ‘Zoals Hannah Arendt of Walter Benjamin schrijven, verschijnt politiek geweld op een onevenredige manier en wordt het tot uiting gebracht wanneer de politieke macht maar weinig legitiem is,’ merkt Alimi op. Met hem is Amélie Quentel daarover voor Reporterre in gesprek gegaan. Hieronder de vertaling ervan. [ThH]
Waarom spreekt u, Arié Alimi, over een ‘Staat buiten de wet’ (L’État hors-la-loi)?
Sinds de Franse Revolutie en het verlichtingsdenken, dat voortkwam uit verzet tegen de willekeurige monarchie en de willekeur van privileges, is onze democratie gebaseerd op het idee dat de staat zichzelf niet kan abstraheren van zijn eigen wetten. Staatsvertegenwoordigers moeten dus aan dezelfde regels onderworpen zijn als de rest van de bevolking.
Sinds enkele jaren zien we echter het tegenovergestelde: wat de staat definieert is zijn vermogen om zijn eigen wetten te negeren en zelfs vrolijk de wettigheid te overschrijden. We kunnen ons zelfs afvragen of het overschrijden van de legaliteit niet een staatskenmerk is geworden.
Politiegeweld is daar een goed voorbeeld van. Er mag geen uitzonderlijke macht zijn, maar dit is niettemin waar de politie om vraagt, die oproept tot een uitzonderlijk regime op het gebied van voorlopige hechtenis, het vermoeden van zelfverdediging, enz. In wezen eisen de politie en leidende gezagsdragers, wat de staat iedereen altijd heeft willen laten geloven, dat er een monopolie zou zijn op legitiem geweld. In het recht bestaat echter niets van dien aard; alleen het recht regeert ons.
U stelt een typologie van politiegeweld vast: etnisch-raciaal en ‘politiek’, tijdens wegcontroles. Waarom is het belangrijk om ze te onderscheiden?
Om zoveel mogelijk mensen het bestaan van politiegeweld te laten erkennen, moeten we beschrijven wat dit geweld is.Om dit te doen moeten we het rationaliseren, de sociale functies, de verdeeldheid en de overdrachten van het een naar het ander begrijpen.
Etnisch-raciaal politiegeweld, vindt vooral plaats in arbeiderswijken. Het overlapt bijvoorbeeld grotendeels het geweld dat plaatsvindt tijdens wegcontroles. Daar waar de bewoners van die wijken een sterke band hebben met de ervaring van bezetting en kolonisatie, heeft het politiegeweld de sociale functie van het in stand houden van de sociale en territoriale segregatie in deze buurten. Het valt dan op, dat het politiegeweld bijna uitsluitend zwarte of Arabische mensen treft. Zij ervaren vervolgens deel uit te maken van een nieuwe sociale controle: die van de verkeersstromen.
Op dezelfde manier vindt men het politieke politiegeweld op het terrein van de ecologische bewegingen terug. De verruwing van de handhaving van de orde, die verband houdt met de inzet van geweldsmiddelen die al in de arbeiderswijken zijn getest, wordt dan op dat andere, het ecologische terrein ervaren.
Wat die geweldsmiddelen aangaat, betreft het onder meer de LBD 40 (een geweer dat 40 mm granaten – traangas, paintball, rubber kogels – kan afvuren, zie hier). Verder gaat het bijvoorbeeld om de voor interventie in die bedoelde wijken reeds aanwezige politie-eenheden als de BAC (Brigade Anti-Criminalité) of de BRAV-M (Brigade de Répression de l’Action-Motorisé, [ofwel ‘Gemotoriseerde Onderdrukkingsactie Brigade’; de Nationale Politie roept er jongeren voor op om te solliciteren; lekker spannend toch, kan je jagen op mensen…, zie hier; thh.].
Als je nu aan de opwarming van de aarde is het duidelijk dat de komende jaren hand in hand zal gaan met repressieve maatregelen. De kennis en de inzet aangaande het nemen van die maatregelen is opgedaan op andere maatschappelijke terreinen (oproer in arbeiderswijken) dan voor ecologisch actievoeren. Dit is momenteel heel herkenbaar bij het gebruik van geweld vooral in de sfeer van recente milieuacties (zie hier).
Ik wilde daarom het begin van een reflectie over dit onderwerp voorstellen, zodat zoveel mogelijk mensen, vooral in het onderzoek, dit fundamentele onderwerp vandaag ter harte nemen, en dat zal in de komende jaren nog meer het geval zijn.
Vormen ecologische bewegingen in dit opzicht voldoende overeenkomst met arbeiderswijken om een vergelijk te maken?
Er zijn enkele interessante en belangrijke experimenten, bijvoorbeeld het Verdragon (het eerste Ecologische volkshuis; zie hier). Maar nee, over het geheel genomen heeft er nooit een echte convergentie van strijd plaatsgevonden. Ik weet niet eens zeker of het wel kan, omdat er verschillende verhalen en tegenstellingen zijn.
De ecologische beweging is blank en nogal burgerlijk en als je in een arbeiderswijk woont, heb je niet hetzelfde gevoel wat betreft segregatie en permanente discriminatie. Misschien zal de noodzaak om samen te strijden ontstaan uit de wrok jegens mensen die in plattelandsgebieden en territoria wonen, een wrok die sterk wordt ervaren in arbeiderswijken. Helaas komt dit alles momenteel tot uiting in een populistische en nationalistische stemming.
U schrijft: ‘Ik denk dat het recht, tot repressiewapen gevormd door de staat, een instrument van gerechtigheid voor de slachtoffers kan worden, om geweld te bestrijden en de staat te transformeren.’ Op welke manier?
Het recht is een repressief instrument: ze is door de staat in het leven geroepen om de macht te behouden, geweld toe te staan of zelfs te voorkomen dat politiegeweld wordt vervolgd. Dat gezegd hebbende, kan een hulpmiddel van eigenaar veranderen en daarmee van functie.
Het recht is namelijk ook een partituur: net als een muziekpartituur is er degene die het schrijft, de staat, de wetgever, en degene die het interpreteert, namelijk de rechter. Als advocaat kunnen wij de rechter, die een mens is met zijn subjectiviteit, sturen naar een andere interpretatie dan de Staat wil.
Ten slotte is het recht een taal: er is iets gemeenschappelijks voor alle culturen en alle talen in het recht. Ik denk dat het deze gemeenschappelijke taal is die ons misschien in staat zal stellen ons een ervaring van pure democratie voor te stellen.Dit is iets wat ik als advocaat zie: als ik politieagenten vervolg of strijd tegen politiegeweld lever, staat het recht mij toe het stigma te doorbreken.
Amélie Quentel ( in vraaggesprek voor Reporterre met de advocaat Arié Alimi; vertaald door Thom Holterman; het vraaggesprek is integraal te vinden op de site van Reporterre, zie hier).
– Overgenomen van Libertaire Orde