Tijd voor wat grammatica. Het betreft de vervoegingen van een werkwoord, namelijk het werkwoord ‘participeren’. Doen jullie allemaal mee? Komt-ie:
Ik participeer
Jij participeert
Hij/ Zij / Het participeert
Wij participeren
Jullie participeren
ZIJ beslissen
Dat schoot me te binnen (1) na Willem-Alexanders debuut in de jaarlijkse buikspreekshow, ook bekend als ‘Troonrede’. Daarin werd ons uitgelegd dat de verzorgingsstaat in de huidige vorm verdween, en plaats zou maken voor wat een ‘participatiesamenleving’ moet heten. Het idee is kennelijk dat de staat het steeds meer vertikt om mensen te ondersteunen waar ze hun baan verliezen, ziek worden of zelfs zo weinig begrip weten op te brengen voor de pensioenfondsen en hun problemen dat ze door leven na hun 65ste, 66ste en zelfs 67ste levensjaar. Kost allemaal geld, daar moeten JSFs van gekocht worden, banken van gered, ME-ers worden ingehuurd tegen demonstranten en meer van dat soort dingen. De staat verzorgt u niet langer, dus moet u meedoen om uzelf te redden. We hebben iedereen nodig om te doen wat wij van hogerhand vertikken. Dus: meedoen, participeren, snap je?
Dat participeren mag – preciezer gezegd: moet – dan precies voor de helft. De onderste helft. We mogen ‘meedoen’ met werken voor ons inkomen.
De gotspe in deze is dat de op lezer deze sinds zijn geboorte al aan het staats infuus licht ,en daar nog heel lang gebruik van zal maken .En dan durft te spreken van participatie .
Participeer is verworden tot arbeid macht frei wederom dankzij rechts. PVV lees je even mee.