In 2018 hebben honderden Nicaraguanen hun leven verloren in de strijd tegen de dictatuur en voor democratie. Sinds dat jaar heeft een vergelijkbaar aantal activisten en politici van rechts en links op heldhaftige wijze het hoofd geboden aan het mensonterende regime waaronder zij gevangen zaten of nog steeds zitten. Desondanks lijkt de democratische oppositie er niet in te slagen om de dictatuur ook maar een klein beetje aan het wankelen te krijgen. Hoe komt het dat de Ortega-Murillo dictatuur steviger in het zadel zit dan enkele jaren geleden voor mogelijk werd gehouden? Het antwoord heeft te maken met de rol van de VS in Nicaragua, de opstelling van de grote ondernemers en op de ontwikkelingen binnen de democratische oppositie.
VS-inmenging in Nicaragua
Sinds jaar en dag intervenieert de VS in de Midden-Amerikaanse politiek. Zo maakte de Amerikaanse regering begin twintigste eeuw een eind aan de liberale revolutie onder leiding van de Nicaraguaanse president Zelaya, gebruikte zij de Conservatieve Partij (‘God, Gezin en Vaderland’) decennialang als instrument om haar belangen veilig te stellen en ontdeed zij de Liberale Partij van onafhankelijke elementen. Alleen de Nicaraguaanse verzetsheld Sandino verzette zich in de jaren dertig tegen de VS-interventies en voerde een succesvolle guerrillaoorlog tegen de Amerikaanse bezetters.
In de jaren zeventig leidde het door Sandino geïnspireerde FSLN een succesvolle gewapende opstand tegen de Somoza-dynastie, die sinds de moord op de verzetsheld in 1934 de dienst uitmaakte in Nicaragua. Zowel vanuit het Oostblok en Cuba als vanuit West-Europa werden de Sandinisten gesteund in hun inspanningen om een nieuwe maatschappij op te bouwen. Maar de VS was een ander verhaal Om te voorkomen dat de Sandinistische volksrevolutie (1979-1990) een succes zou worden, ondersteunde de VS gewapende antisandinistische groeperingen (de zogenaamde contra’s), stelde zij economische boycots in en verenigde zij de politieke oppositie tegen het FSLN door daar bakken met geld in te steken. In 1990 koos een meerderheid van de bevolking, moe van het oorlogsgeweld en de economische ellende, bij de verkiezingen voor rechts (de UNO) en droeg het FSLN de regeringsmacht over. Maar in datzelfde jaar privatiseerde de top van het FSLN een groot deel van de staatssector. Officieel om haar politieke toekomst veilig te stellen (‘regeren van onderop’), in praktijk vooral om zichzelf te verrijken.
Na zestien jaar neoliberaal bestuur slaagde het FSLN (nog steeds onder leiding van ‘commandant’ Daniel Ortega) er in 2006 in om via de verkiezingen opnieuw aan de macht te komen. Maar in de tussenliggende jaren was de internationale context ingrijpend veranderd. Door de val van de muur was de VS de onbetwiste wereldleider, wat maakte dat het ongebreidelde kapitalisme (neoliberalisme) vrijwel de hele wereld in haar greep kreeg. Binnen die context zette Ortega een strategie uit die primair gericht was op het behoud van de staatsmacht. Dat deed hij door het op een akkoordje te gooien met zijn twee belangrijkste tegenstrevers, de liberalen en de Katholieke Kerk. Conform het principe ‘wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe’ zette hij samen met zijn vrouw Rosario Murillo een strategie uit van ‘Cubanisering van de revolutie’. Partij en staat dienden te fuseren ter meerdere glorie van het volk en de familie en vrienden van het echtpaar. Daarbij kon het FSLN rekenen op de actieve steun van politie en militante knokploegen, gedoogsteun van het leger en een procent of tien van de bevolking die ‘de commandant’ ondanks de repressie blijft steunen. De harde kern daarvan bestaat grotendeels uit ouderen, vaak armen, die in de guerrilla en de contra-oorlog hebben gevochten.
Sinds de come back van Ortega in 2006 hebben zich ingrijpende veranderingen voorgedaan in de wereld: de mislukte VS-interventies in Afghanistan, Irak, Libië en Syrië, de opkomst van China als nieuwe supermacht, een toenemend aantal landen dat bestuurd wordt door dictators en de Russische inval in Oekraïne maken dat de VS minder snel geneigd is om militair te interveniëren in strategisch minder belangrijke probleemlanden. Daarbij is de angst gegroeid dat conflicten in Latijns-Amerika vrijwel onvermijdelijk tot grotere migratiestromen richting de VS. Daar zit de democratische en republikeinse elite in Washington bepaald niet op te wachten. Dit maakt dat de VS geneigd is de status quo in Nicaragua te respecteren zolang het Ortega-regime de verhoudingen niet op scherp zet. Dat de dictatuur onlangs besloot dat alle werknemers in overheidsdienst een paramilitaire opleiding dienen te volgen om een mogelijke invasie het hoofd te bieden, zal in kringen van het Pentagon en de CIA waarschijnlijk eerder tot lachsalvo’s leiden dan tot iets wat grote zorgen baart.
De interventiepolitiek van de VS en haar steun aan fascistische dictaturen in Latijns-Amerika in de jaren zeventig en tachtig werkt tot op de dag van vandaag door in de opstelling van regeringen van landen op dat continent. Hoewel de jonge, linkse presidenten van Chili en Colombia openlijk ageren tegen de mensenrechtenschendingen in Nicaragua, onthouden hun collega’s uit Argentinië, Brazilië (Lula) en Mexico zich van een heldere veroordeling van het Ortega-Murillo regime. Naar de mening van die laatsten heeft de VS in OAE-verband (Organisatie van Amerikaanse Staten) te vaak en onterecht de mensenrechtenkaart getrokken om zich te mengen in de interne aangelegenheden van hun landen en daar wensen zij niet aan mee te werken.
Het Nicaraguaanse kapitaal: Judas 2.0
Nicaragua was en is het op een na armste land van Latijns-Amerika. Het overgrote deel van de 7 miljoen inwoners is arm (officieel is 15 tot 25 procent extreem arm). De middenklasse – mensen met een leuk huis, een auto en toegang tot kwalitatief behoorlijke voorzieningen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorg – omvat hooguit een paar honderdduizend mensen. Enkele tientallen families zijn echt rijk, maar zelfs die behoren in internationaal perspectief vrijwel allemaal tot de ‘keukendivisie’.
Toen de protesten tegen de Ortega-dictatuur medio 2018 op zijn hoogtepunt waren, sloten de grote antisandinistische kapitalistenfamilies zich aan bij de Nationale Alliantie, het gematigde oppositieblok. Oproepen vanuit het blok van meer strijdbare oppositiebewegingen en -partijen om de dictatuur via nationale stakingen ten val te brengen, werden beantwoord met ‘ja, maar’ en ‘we geven de voorkeur aan de dialoog’. Toen de dictatuur in de jaren daarna haar tanden liet zien via terreur en onteigeningen, kozen de rijken van Nicaragua ervoor om het op een akkoordje te gooien met Ortega-Murillo. ‘Jullie de politieke macht, wij de vrijheid van ondernemen’, werd de kern van de informele deal.
Een deel van de antisandinistische agrarische ondernemers die tijdens de revolutie de contra’s steunden, steunt de dictatuur vandaag de dag openlijk. Tot verbijstering van de minderheid van principiële ‘dien het volk’-sandinisten gaat de dictatuur graag met hen in zee en schuift zij deze opportunisten zelfs parlementszetels en burgemeestersposten toe. Maar grote ondernemers die zich minder gewillig opstellen, krijgen ervan langs. Eind 2021 werden zowel de voorzitter als de vicevoorzitter van de werkgeversorganisatie COSEP gearresteerd en door het regime vervangen door pro-regeringsondernemers. Uit angst voor represailles kwam er van de kant van de leden van de werkgeversorganisatie geen enkel protest tegen de arrestatie en draconische gevangenisstraffen van hun voormannen, die in februari van dit jaar op het vliegtuig naar de VS werden gezet. Inmiddels is hun nationaliteit ingetrokken en zijn hun bezittingen geconfisqueerd, net zoals de andere 220 vrijgelaten/gedeporteerde politieke gevangenen overkwam.
Politieke oppositie kansloos
Politiek in Nicaragua is van oudsher gebaseerd op de principes ‘de winnaar pakt alles’ en ‘de wortel en de stok’. Dat laatste houdt in dat een deel van de oppositie zich neerlegt bij het feit dat de dominante partij nepverkiezingen houdt, dat de oppositie niet vrij is om echt campagne te voeren en dat er gerommeld wordt met de uitslagen. Partijen die zich daarbij neerleggen krijgen een portie parlements- en gemeenteraadszetels toegewezen, die een afspiegeling zijn van hun geschatte aanhang. Gezien de armoede in het land, de corrupte politieke cultuur en niet te vergeten de lucratieve vergoedingen voor volksvertegenwoordigers, zijn er altijd mensen en organisaties te vinden die dat spel meespelen.
Ook onder de meerderheid van Nicaraguanen die niets van de dictatuur moeten hebben, is er nauwelijks binding met de politieke oppositie. Een deel van die oppositie – vooral politieke partijen – blijft koersen op dialoog en kleine stapjes, een ander deel – vooral bewegingsgericht – richt zich op ten val brengen van de dictatuur. Mensen bewonderen de moed die politieke gevangenen aan de dag leggen, maar daar blijft het bij. ‘Hadden we maar een Nicaraguaanse Nelson Mandela’, hoor je regelmatig van mensen die zich beklagen over het gebrek aan moreel leiderschap en de interne verdeeldheid in oppositiekringen.
Dat het binnen de oppositie aan eenheid ontbreekt heeft zeker ook te maken met de dynamiek voor, tijdens en na de spontane volksopstand van 2018. Die kwam voor vriend en vijand als een verrassing en werd onmiddellijk beantwoord met grof staatsgeweld en het opschorten van burgerlijke vrijheden. Dit maakte dat de politieke oppositie nauwelijks kansen had om zich te ontwikkelen en te werken aan eenheid.
Een andere factor die het gebrek aan eenheid verklaart, is het personalisme in de Nicaraguaanse politiek. Traditioneel draait alles om de grote man, de ‘caudillo’; politieke programma’s ontbreken en via gunsten en privileges wordt de achterban verleid de leider te steunen. De notie dat van politieke leiders verwacht mag worden dat zij zich dienstbaar opstellen ten aanzien van hun beweging of partij, is nauwelijks aanwezig. ‘Meer opperhoofden dan indianen’ hoor je dan ook vaak.
Een laatste factor die maakt dat de oppositie tegen de dictatuur weinig klaar speelt, heeft van doen met de politieke polarisatie in het land. Tot op de dag van vandaag verkneukelen aanhangers van de voormalige Somoza-dictatuur zich om het trieste lot dat integere sandinisten ondergaan. Het Ortega-Murillo regime heeft geen enkele mededogen met hen. Sandinistische dissidenten als generaal Hugo Torres die begin vorig jaar in de gevangenis aan kanker overleed of Tamara Dávila die in het Chileense parlement getuigenis aflegde over de mensonterende behandeling die zij in de gevangenis onderging, kunnen in kringen van rechtsextremisten op hoongelach rekenen. Ha, ha, koekje van eigen (sandinistische) deeg. De notie dat de dictatuur alleen ten val kan worden gebracht wanneer rechts en links zich verenigen en zich sterk maken voor een nieuwe politieke cultuur, is aan dit soort lieden niet besteed.
Gloort er dan geen hoop aan de horizon?
De nabije toekomst van Nicaragua ziet er allesbehalve positief uit. De VS gedogen de dictatuur, Latijns-Amerikaanse leiders zijn terughoudend in hun kritiek op het Ortega-Murillo regime, het Nicaraguaanse bedrijfsleven is primair in omzet en winstcijfers geïnteresseerd en de versnipperde democratische oppositie in binnen- en buitenland slaat geen deuk in een pakje boter. Zijn er dan helemaal geen lichtpuntjes? Die zijn er wel maar ze schijnen vooralsnog zwakjes. In de eerste plaats zijn er vrijwel geen Nicaraguanen die in het discours van de dictatuur geloven; dat de keizer geen kleren aan heeft, is niet alleen bij tegenstanders maar ook bij de meeste voorstanders van de dictatuur bekend. Hooggeplaatste functionarissen in het leger, de politie en het juridisch apparaat zijn doordrongen van het machtsmisbruik, de vriendjespolitiek en de corruptie. Loyaliteit wordt afgedwongen door ‘goed gedrag’ te belonen en dissidentie genadeloos te bestraffen. Tegenstanders van de dictatuur wordt het staatsburgerschap en hun bezittingen ontnomen. Aan de paranoia van het presidentieel echtpaar lijkt geen eind te komen; achter elke boom dreigt een verrader schuil te gaan, ongeacht of het om een bisschop, de directeur van het Rode Kruis of het hoofd van een sandinistische NGO gaat. Qua gekte weet de dictatuur zich keer op keer te overtreffen.
De geschiedenis leert dat regimes gebaseerd op terreur in plaats van volkssteun zichzelf vroeg of laat de das omdoen. Veel Nicaraguanen hopen dat het overlijden van Ortega, die serieuze gezondheidsproblemen zou hebben, iets zal veranderen. Door strijd om de opvolging en het verkruimelen van de steun voor de dictatuur zouden er democratische openingen kunnen ontstaan. Gezien de machtspositie van het FSLN zou de interne dynamiek binnen die partij wel eens de belangrijkste factor voor verandering kunnen worden. Dat de broer van de president (voormalig hoofd van de strijdkrachten Humberto Ortega) en de vrouw van de president elkaar publiekelijk de tent uitvechten, geeft de burger moed
Dit is een van de artikelen uit Nicanieuws # 42. Voor de hele nieuwsbrief, abonneren op deze nieuwsbrief of vorige edities teruglezen? Klik dan hier!
– Overgenomen van Grenzeloos, onder dankzegging
– Uitgelichte afbeelding: Door Roosewelt Pinheiro/ABr – Agência Brasil, Lula recebe o presidente da Nicarágua, Daniel Ortega, CC BY 3.0 br, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=68513721