”Onthulling” in Haaretz toont de peilloze hypocrisie over Israels slachtpartijen

Ik vind het moeilijk om om te gaan met de jongste ”onthulling” in de Israelische krant Haaretz. Haaretz schreef afgelopen vrijdag dat onder de parkeerplaats bij het Israelische luxe strand ten zuiden van Haifa waar vroeger de schilderachtige Palestijnse vissersplaats Tantura lag, een massagraf is. In dat graf liggen de lijken van Palestijnse inwoners van Tantura, die door leden van de Alexandroni Brigade van de Hagana gevangen waren genomen nadat de plaats – vrijwel zonder verzet te leveren – tijdens Israels ”Onafhankelijkheidsoorlog” op 22 mei 1948 was ingenomen. Zij werden vervolgens geliquideerd. Het graf meet vier bij 35 meter, weet de krant . En hoeveel lijken erin liggen? Tja, dat is niet meer na te gaan, volgens onderzoeker Adam Raz. De aantallen die worden genoemd variëren van een ”handjevol” tot ”misschien wel 90”. En o ja, er is een inwoner van de nabij gelegen plaats Zichron Yaakov die een aantal van meer dan 200 noemde, maar ”daar is geen bewijs” voor.

Die inwoner heette Mordechai Sokoler. Hoe ik dit weet? Dat staat in The Ethnic Cleansing of Palestine, een boek uit 2006 van Ilan Pappé. (In de Nederlandse vertaling uit 2008 is het te vinden op bladzijde 158). Sokoler werd destijds gevraagd zijn tractoren te leveren om de graven te delven. In Pappés boek zegt hij dat hij 230 slachtoffers telde. Dat aantal stond in zijn geheugen gegrift. ”Ik legde ze één voor één in het graf,” verklaarde hij in 1999. Iemand ander zegt dat het ”er minimaal 125” waren. Een promovendus van Pappé aan de universiteit van Haifa bracht de moordpartij in 2000 boven water. Pappé en hij hebben heel wat te stellen gehad met deze gebeurtenis. Ik kom daar zo op terug.

Wat ik vooral moeilijk en onverteerbaar vind aan dit verhaal is de hypocrisie van Israeli’s omtrent dit en andere vergelijkbare feiten. Het verhaal is namelijk al lang bekend. Palestijnse bronnen hebben dit soort zaken al vrijwel direct na 1948-49 naar voren gebracht. Israelische wetenschappers kwamen er veel later, rond de eeuwwisseling pas mee. Maar intussen blijft de Israelische goegemeente en hun supporters (kijk maar naar de lobbyisten van het CIDI) nog steeds met het verhaal aankomen dat de Palestijnen in 1948 ”door hun leiders was gevraagd even weg te gaan totdat de Arabische legers het karwei hadden geklaard en de Joden hadden verjaagd”. Het enige wat in en buiten Israel algemene bekendheid heeft verkregen was de moordpartij in het dorp Deir Yassin. En ja, dat heeft de Palestijnen vast en zeker aangemoedigd te vluchten. Maar dat was eenmalig. En die moordpartij werd gepleegd door de Irgun, de troepen van Menachem Begin, de latere leider van de rechtse Likud-partij. Daarom werd dit aan de kaak gesteld. De Hagana (van de socialisten) deed zulke dingen vanzelfsprekend niet.

In alle oorlogen
Nou ja, dat was dus het verhaal. In de jaren ’80 ontmoette ik dr. Saleh Abdel Jawad, die toen nog geen directeur van het Onderzoeks-en Documentatiecentrum van de Palestijnse Bir Zeit Universiteit was. Hij overhandigde me een lijst (met documentatie) van Palestijnse dorpen die tijdens de Nakba door de Israeli’s waren verwoest. Dat waren er ver over de 400 (inmiddels staat de teller nog iets hoger, namelijk boven de 500). In zijn boek The Palestine Nakba (2012) vermeldt Nur Masalha, hoogleraar aan St Mary’s University College in Engeland, dat deze dr. Abdel Jawad later ook een lijst heeft samengesteld van tussen 1947 en 1949 gepleegde Israelische slachtpartijen. Hij kwam tot een aantal van 68. Masalha haalt verder de vroegere directeur van de Israelische legerarchieven Arieh Yitzhaki aan die een aantal van tien grote slachtpartijen (met meer dan 50 doden) heeft genoemd en een 100-tal kleinere. Dat werd weer bevestigd door een andere Israelische historicus, Uri Milstein, die er vanuit ging dat eigenlijk elk gevecht van de Israeli’s met een slachting eindigde. ”In alle Israelische oorlogen vonden slachtpartijen plaats, maar ik twijfel er niet aan dat de Onafhankelijkheidsoorlog de smerigste van allemaal was,” aldus Milstein, geciteerd door Masalha.

Ook de Israelische guru die als eerste op grond van archiefmateriaal in The Birth of the Palestinian Refugee Problem 1947-1949 (1988) duidelijk beschreef dat de Palestijnen niet op uitnodiging van hun leiders waren weggegaan, maar deels waren verjaagd en deels gevlucht, Benny Morris, gaf in een interview in Haaretz in 2004 aan dat er gemoord was. Geciteerd op pagina 78 van het eerder genoemde boek van Masalha: “In sommige gevallen werden vijf mannen geëxecuteerd, in andere 70, 80, 100. Er werd ook veel arbitrair gemoord. Twee oude mannen werden opgemerkt lopend in een veld, ze werden doodgeschoten. Een vrouw werd aangetroffen in een verlaten dorp, ze werd doodgeschoten.”

“Er zijn gevallen zoals het dorp Dawayima in het zuiden van de regio Hebron waar een peloton het dorp binnentrok en schoot op alles dat bewoog. De ergste gevallen waren Saliha (70-80 doden), Deir Yassin (100-110), Lod (Lydda) (250), Dawayima (honderden),en misschien Shusha (70). Er is geen onweerlegbaar bewijs van een grootscheepse slachtpartij in Tantura, maar er zijn daar oorlogsmisdaden gepleegd. Er was een slachting in Jaffa waarover we tot nu toe niets wisten. Hetzelfde in Arab al-Muwassi in het noorden. Ongeveer de helft van de slachtpartijen waren in het kader van de Operatie Hiram [in het noorden in oktober 1948] in Safsaf, Saliha, Jish, Eilaboun, Arab al-Muwasi, Deir al-Asad, Majdal Krum, Sasa. In Operatie Hiram was er een ongebruikelijk groot aantal executies van mensen tegen een muur of vlakbij een bron op een ordelijke manier.”

En wat verderop: “Het was een patroon. Blijkbaar begrepen verschillende officieren die deelnamen aan de operaties dat de orders om te verdrijven die ze hadden ontvangen hen ook toelieten deze daden te plegen om de mensen aan te moedigen op weg te gaan. Het is een feit dat niemand is gestraft voor deze moorden. Ben Gurion hield de zaak stil. Hij hield de officieren die de slachtingen uitvoerden uit de wind.”

Affaire
Een blog is niet echt de plaats om geschiedenis gedetailleerd verder uit te diepen. Misschien is het daarom tijd om dieper in te gaan op de geschiedenis van Tantura en op wat Pappé en zijn promovendus Teddy Katz overkwam. Zoals hierboven bleek was Benny Morris, de grote historicus van de oorzaak van het Palestijnse vluchtelingenprobleem, niet van een grootscheepse moordpartij overtuigd. Dat was omdat hij nooit in “orale historie” heeft geloofd. Daarom hechtte hij geen waarde aan Palestijnse getuigenissen van de moordpartij, die er al waren in de jaren ’50. Er waren immers geen bewijzen te vinden in de Israelische archieven. Teddy Katz was er echter in geslaagd kort voor het jaar 2000 om leden van de Alexandroni Brigade aan het praten te krijgen. Ik citeer verder wat ik in 2012 op dit blog over de zaak schreef:

Vervolgens kreeg Pappé met een echte affaire te maken. Dat was de zaak van een proefschrift van een student van hem, Teddy Katz, over een slachtpartij die in 1948 plaats vond bij de verdrijving van de bevolking van Tantura, een dorp ten zuiden van Haifa. Het verhaal was, bij gebrek aan geschreven bronnen, vooral gebaseerd op orale getuigenissen van Palestijnen en leden van de Alexandroni Brigade van de Hagana, de voorloper van het Israelische leger. Katz’ proefschrift werd met onderscheiding geaccepteerd. Maar kort voor de promotie zou plaatsvinden in 2000, trokken leden van de Alexandroni-brigade hun getuigenissen in en werd er zelfs een aanklacht tegen Katz ingediend wegens smaad. Katz zwichtte onder de druk en trok een aantal uitspraken uit zijn proefschrift terug. Een commissie van onderzoek van de universiteit van Haifa draaide vervolgens de hele beslissing rond het proefschrift terug en keurde het alsnog af. Pappé hield echter stand. Hij bleef achter zijn promovendus staan en hield staande dat de mondelinge getuigenissen (die overigens al in de jaren ’50 opdoken), overtuigend aantoonden dat de slachting inderdaad had plaatsgevonden. In The Ethnic Cleansing of Palestine vertelt hij in zijn eigen woorden Katz’ verhaal over Tantura. Indirect leidde de affaire rond het proefschrift van Katz tot Pappés vertrek in 2007 van de universiteit van Haifa naar die van Exeter in Engeland. Wat de doorslag gaf, was dat zijn gezin herhaalde malen was bedreigd. In een boekje Out of the Frame, The Struggle for Academic Freedom in Israel, (Pluto Press, 2010) doet hij de hele affaire, de bedreigingen, de druk die eerst op Katz en later – ook en vooral door collega’s – op hem werd uitgeoefend uit de doeken.

En dan nu, begin 2022 geven oud-strijders van de Alexandroni Brigade alsnog ineens toe dat er mensen zijn vermoord in Tantura, dat er slachtingen zijn voorgekomen. Twintig jaar geleden hielden zij – toen als 70-ers vol dat er niets was gebeurd. Het kostte Teddy Katz zijn doctorstitel en een zenuwinzinking en Pappé verliet uiteindelijk Israel. Het hele verhaal staat model voor de onwaarschijnlijk hypocriete manier waarop Israel altijd met dit soort geschiedenissen is omgegaan. Bij het gros van de Israelische bevolking leeft nog steeds de gedachte dat Israel in een oorlog die weliswaar Israelische mensenlevens kostte, op eerbare wijze een vrijwel leeg land heeft overgenomen. Een soort onbevlekte ontvangenis. De waarheid is vermoedelijk ongeveer zoals de door Masalha geciteerde Uri Milstein verklaarde, namelijk dat “in alle Israelische oorlogen slachtpartijen plaatsvonden”. Dat is overigens – helaas – niet alleen iets van Israeli’s. We hoeven maar te denken aan Bosnië, Afghanistan, Jemen, of Vietnam. Maar het zou zo langzamerhand wel een keer tijd worden dat Israel de feiten onder ogen ziet. Want die moordpartijen en de minachting voor Palestijnse levens duurt tot de dag van vandaag voort.