Onderscheid liberalisme en neoliberalisme

Een liberaal prijst Thomas Piketty aan, de auteur van Kapitalisme in de 21e eeuw. Wat is er aan de hand? Het gaat deze Marcel Tak weliswaar niet om de conclusies van de Fransman met betrekking tot de toenemende kloof tussen arme en rijke mensen maar hij denkt dat Piketty’s benadering nuttig kan zijn ten aanzien van de machtsconcentraties onder bedrijven. Tak neemt waar dat er volgens het ‘winner takes it all’-principe een aantal ondernemingen onaantastbare machtsposities lijkt te bezitten. Facebook, Google, Amazon, Apple en Microsoft zijn daar voorbeelden van. In vergelijking met de marktwaarde van Apple ($850 mld) of Amazon ($500 mld) zijn Philips ($36 mld) en Ahold ($24 mld) kleintjes. Als liberaal verklaart hij te gruwen van dergelijke machtsposities. Dergelijke machtsconcentraties leiden tot monopolieposities. Een monopolist heeft uiteindelijk grotendeels vrij spel om prijzen naar zijn hand te zetten. Daarmee verdwijnt dan het liberale principe van marktwerking via vrije concurrentie.

Hoewel vrije concurrentie een illusie is, doet een liberaal wel zijn best om een zekere mate van bedrijfsconcurrentie in stand te houden. Om die concurrentie te cultiveren zijn er zelfs sociale wetten nodig. Bekend is het Kinderwetje van Van Houten. De wet van liberaal Samuel van Houten uit 1874 poogde een eind te maken aan de kinderarbeid door een verbod voor kinderen tot 12 jaar om in fabrieken te werken. Niet zozeer sociale bekommernis was daarbij doorslaggevend maar meer en meer geschoold personeel is nodig in de industriële concurrentiestrijd in een zich ontwikkelend land. Van een goed opgeleid arbeidspotentieel komt niets terecht wanneer het merendeel van de heel jonge kinderen moet werken.

Taks pleidooi onderscheidt hem wel van de neoliberaal. Een neoliberaal denkt niet in termen van bedrijfsconcurrentie maar slechts aan winst. Voor een neoliberaal is kinderarbeid een rotzorg. Als daarmee de meeste winst gemaakt kan worden, is dat oké. Wordt arbeid op een bepaalde plek te duur, bijvoorbeeld China, dan verplaatst de neoliberaal bedrijven naar een land waar kinderarbeid producten goedkoop maakt, bijvoorbeeld Bangladesh. Om mondiaal het neoliberale regime in stand te kunnen houden is dan weer wel concurrentie nodig. Maar niet door bedrijven wettelijke beperkingen op te leggen. In plaats daarvan dienen landen tegen elkaar uitgespeeld te worden om zo goedkoop mogelijk te produceren. En vrijhandel is onontbeerlijk. Probeert een regering in een land het productieproces wat socialer te maken, dan moet een bedrijf de mogelijkheid hebben zijn vestiging snel te verplaatsen naar een ander land met een neoliberaler regime, terwijl de afzetmogelijkheden behouden blijven.

Gruw je van neoliberalisme, dan hoef je niet zoals Tak te pleiten voor onderzoek à la Piketty. Dan realiseer je je gewoon dat de aloude internationale solidariteit, waarbij de ene arbeider niet tegen de andere wordt uitgespeeld, nog steeds de sleutel vormt tot een socialere wereld. Derhalve is machtsvorming van onderop over grenzen heen essentieel.