Omgangsvormen en geuzennamen

Dubbele boterham met kaas 25

Wat er binnen gaande was weet ik allang niet meer, evenmin kan ik bedenken waarom ik het niet wilde bijwonen maar verkoos buiten te zijn. Het was een bijeenkomst in Nijmegen over de Portugese revolutie en de media, of de berichtgeving er over. ‘Openbaarheid’ heette het toen. Het was een zonnige middag, 16 mei 1976, vraag me niet hoe ik de datum nog zo precies weet. (Nou oké, het was een week na de dood van Ulrike Meinhof, omdat u aandringt).

Ik lag in het gras van het gebouw aan de Oranjesingel en hoe het kwam, geen idee meer, maar was een tijdlang aan de praat met een jonge vrouw die duidelijk in Nijmegen studeerde. Ik zie haar nog voor mij maar het was geloof ik tekenend voor die tijd: we hebben ons nooit aan elkaar voorgesteld. Vreemde omgangsvormen waren toen in zwang. We zullen het wel over de Revolutie gehad hebben die langzaamaan naar de horizon wegschoof.

En toen kwam er een bont gezelschap jonge mannen, enkelen in kleurige jurk, het terrein op. Rooie Flikkers noemden ze zich en ze gingen zich presenteren. Ik merkte dat ik nogal sjans had bij het gezelschap en vroeg me af waar ik het aan verdiend had. Zij wier naam ik niet geweten heb (en omgekeerd) lachte. Zij wees op wat ik in mijn haar had gestoken: een afgemaaid of afgebroken madeliefje uit het grasveld. Zou het? Ik vermoed zo dat we elkaar in een later tijdvak wel aan elkaar zouden hebben voorgesteld.

Jaren daarna zou ik in de redactie zitten van een online antifascistisch nieuws- en opinieblad en een mederedacteur zei dat hij bij dat gezelschap van Rooie Flikkers was geweest. Hij was weemoedig over de tijd dat Flikker een zelfgekozen geuzennaam kon zijn en dat waar het voor stond niet opgelost was in een lettervermicelli die heren van de herenliefde bijna onvindbaar maakte en maakt. We concludeerden dat we elkaar toen, die zachte dag in mei decennia geleden, al ontmoet moesten hebben.

En het geschiedde in diezelfde dagen dat ik een innige vriendschap onderhield met een jonge vrouw die in het gekkenhuis had verbleven en tot mijn ontsteltenis een enkele keer er naar streefde weer opgenomen te worden. Zij behoorde tot een toneelgezelschap het Gekkentheater – ik heb de uitvoering twee keer in het echt meegemaakt en een keer kwamen ze op de televisie. Gek was een zelfgekozen aanduiding. Er was ook de Gekkenkrant. Ergens in de jaren tachtig is die frivole zelfbenoeming verdwenen. De vrolijke kant van het flikkerdom was weggewist door de golf van de Grote Ziekte met de Kleine Naam zoals Prince het noemde (het lot wil dat het Engelse gay, vrolijk, nog wel kan). En Gekkentheater en Gekkenkrant verdwenen.

Jaren later en de geuzennamen zijn vervallen. Wie ooit de grofste termen gebruikte voor Verraders van De Zaak (die allang in de mist verdwenen was) toont zich o zo kleinzerig over het gebruik van woorden die ‘triggeren’ en Pijn kunnen doen. Gek en flikker horen daar allang niet meer bij, die zijn zo ver uit zicht (hoewel het Amerikaans-Engelse queer dan weer wel mag of moet, raadselachtig). Waak over taalgebruik dat validistisch genoemd kan worden, en, is mij verzekerd, wie zich validistisch uit kan geen antifascist zijn. Met de schrijver van onder andere Capitalist realism, Mark Fisher, zou ik er mijn schouders over op kunnen trekken: deze zelfgekozen heiligheid gaat voorbij. In feite is zij een teken van de ongelooflijke zwakte van een linkerzijde, al dan niet anarchistisch, die weinig anders kan dan liberale punten overnemen. Je beleid mag volkomen gericht zijn tegen zieken, bejaarden, zwakken en noem maar op, maar benoem je slachtoffers alsjeblieft met eufemistische woorden die het beleid als het ware goedpraten want een gek is ook maar iemand die geestelijke gezondheidszorg nodig heeft die wegbezuinigd is.

Die zogenaamde fijngevoeligheid, dit overnemen van de gratuïte liberale kreet dat het fijn is om jezelf te zijn (zolang je natuurlijk wel berust in je loonslavernij), hoort bij de zwakte van al dan niet buitenparlementair links, waar ik nog apart op terugkom.

  • Afbeelding op affiche van João Abel Manta

– Ook verschenen bij Libertaire Orde