Antwoord aan Sjaak Scheele
Het lijstje politieke wenselijkheden wordt niet onderbouwd door enige analyse , zoals de heer Scheele terecht constateert. Ik moet erkennen dat het louter poneren van zo’n lijstje een weinig zinvolle bijdrage aan het debat betekent.
Verder vraagt de heer Scheele of op het internationale vlak over de afschaffing van de Euro moet worden beslist, of door ieder afzonderlijk Euroland, dat terug wil keren naar de eigen nationale munt. Ik denk het laatste. Griekenland had hiertoe kunnen besluiten, toen het in 2015 met een dwingend eisenpakket van de Eurogroep, het Dictaat van Brussel van 12 juli 2015, werd geconfronteerd. Dan had er een uitgewerkt plan B voor het vertrek van Griekenland uit de Eurozone moeten voorliggen.
Als gevolg van de Euro is er een structurele ongelijkheid tussen de landen met een sterke exportpositie en landen met een zwakkere economie. Die ongelijkheid zat vanaf het begin al ingebakken in de EMU. Door het ontbreken van een nationale munt kan een land dat een zwakke exportpositie heeft en met grote schulden kampt alleen nog overgaan tot ‘interne devaluatie’: ontmanteling van de welvaartsstaat, privatisering van openbare diensten en voorzieningen, loonsvermindering en sociale dumping (zie het artikel “Lexit: voor een linkse uitstap uit de Euro”, Lexit Network, 2 juli 2016). De econoom Edin Mujagic heeft betoogd dat de Euro niet levensvatbaar is door de te grote verschillen tussen Noord en Zuid in Europa (Trouw, 21-12-2013).
De beslissing om tot de nationale munt terug te keren kan door ieder afzonderlijk land genomen worden.
Groeten, Gerard Matthijssen