In de weekenden 21-22 mei en 28-29 mei vinden er in het kader van de nieuwe campagne “Geen kind aan de kant” demonstraties plaats bij zes gezinslocaties voor afgewezen vluchtelinggezinnen. De initiatiefnemers zetten zich in voor “een onvoorwaardelijk kinderpardon voor hier gewortelde kinderen”, voor beëindiging van politie-invallen in de gezinslocaties, en voor stopzetting van opsluiting en uitzetting van vluchtelinggezinnen.
De komst van de gezinslocaties had heel wat voeten in de aarde. Tot 2011 zette de overheid stelselmatig afgewezen vluchtelinggezinnen op straat. Daarvoor werd men op de vingers getikt door de Raad van Europa en ook door rechters. Tegen heug en meug gaf de toenmalige minister van Justitie Ernst Hirsch Ballin het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) daarna opdracht om twee bestaande asielzoekerscentra (azc’s) om te bouwen tot plekken waar gezinnen in afwachting van uitzetting een zo sober mogelijke opvang konden krijgen. De beleidsmakers betitelden die plekken eufemistisch als “vrijheidsbeperkende gezinslocaties”. Al snel ontvingen UNICEF en Defence for Children verontrustende signalen over de leefsituatie in die wegpestcentra, wat leidde tot een kritisch rapport van de kinderrechtenorganisaties. In de centra worden de gezinnen feitelijk gevangen gehouden, is de zorg en het onderwijs zwaar onder de maat, ligt het inkomen van de vluchtelingen ver onder het bestaansminimum, en heerst er een sfeer van dreigen en straffen door het COA-personeel. Dat was al het geval in 2011, toen de gezinslocaties werden geopend, en dat is steeds zo gebleven. Het onderzoek “’Het is hier in één woord… stom!’” (pdf) van de werkgroep Kind in azc, een coalitie van mensenrechtenorganisaties, onderstreept dat nog eens.
(Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: Doorbraak