Het komt goed uit dat voor de Statenverkiezingen maar drie partijen in aanmerking komen ter linkerzijde respectievelijk links van links zoals Willem Schinkel het noemt.
Maar ja – de Socialistische Partij. Mijn Tilburgs bloed springt niet blijde op bij de gedachte aan de Kommunistiese Partij Nederland (marxisties-leninisties) en ook niet bij de nieuwere gedaanten. Het doen alsof je oppositie bent terwijl je in besturen zit bevalt mij niet. En tja, moet ik het nog over het opnieuw van de plank gehaalde Gastarbeid en kapitaal hebben?
GroenLinks, als uit een coma ontwaakt, merkbaar zondag in Amsterdam, Peter Storm zegt het treffend. Maar het afschaffen van de studiebeurs, Kunduz, de Lutkemeer en Femke Halsema – het is net te veel.
Het stemt mij verdrietig dat de partij die mij van begin af aan een warm gevoel heeft gegeven: die kant moet het op, radicaal anders, er is geen Planeet B, red de geelgerande watertor!, dat die partij inmiddels in weerwil van wat Schinkel geschreven heeft, wel op D’66 gaat lijken.
Drie woorden: Johnas van Lammeren. Excuses die geen excuses zijn. Als hij niet de eer (een toch al verkeerd woord) aan zichzelf houdt kunnen we concluderen dat de Partij voor de Dieren toch een gewone partij in het Nederlandsche landschap is geworden. Jammer maar waar.
Het zal er wat mij betreft toch wel op neerkomen maar van harte is het niet meer. En of ik lid blijf? U hoort het nog wel.