Vanmiddag stelde de Europese Commissie haar vijfjaarlijkse Europese Agenda voor Migratie voor. Na de talloze menselijke drama’s van de voorbije weken in de Middellandse Zee dringen concrete maatregelen zich op. Agron Berisha zoekt al 14 jaar naar een menswaardig leven in Europa, maar zijn toekomst blijft onzeker. Een portret van een mens op de vlucht.
We spreken af op een pleintje in Antwerpen, 2060. Ik ga op een bankje zitten en zie hoe Agron Berisha (geboren in 1978 en afkomstig uit Prishtina, Kosovo) me tegemoet rijdt. Onderweg praat hij nog even met twee dames uit de buurt, die hem blijkbaar kennen. Ze maken grapjes (“Ha, Agron, afspraakje met een mooie madame?”) en schudden hem de hand. Dan parkeert Agron zijn rolstoel tegenover mij en beginnen we te praten.
“Op 11 november 2006 kwam ik in België aan. Op zoek. Altijd maar op zoek. Naar het recht op een normaal leven. Naar werk. Naar medische zorg. Zoals je ziet, kan ik niet lopen. Ik heb pijn, en ik heb operaties nodig. Helaas. Het zal niet voor vandaag zijn.”
“Ik zwerf al 14 jaar door Europa. Zoals je misschien wel weet, was en is de situatie in Kosovo niet zo goed. Na de NAVO-bombardementen in 1999 al helemaal niet. De economie was helemaal stilgevallen, het land was platgebombardeerd en lag in puin, en ik was er niet veilig. Dat staat in mijn papieren hier, lees maar, het staat er allemaal in.”
Gevaar
“Mijn vader en ik werden meermaals bedreigd door groepen gemaskerde mannen van het Kosovo Liberation Army, geheime milities. Ze beschuldigden ons ervan te hebben gecollaboreerd met de Serviërs en de Macedoniërs tijdens de oorlog. Ze hebben mij en mijn vader zwaar in elkaar geslagen. Ze vielen verschillende keren ons huis binnen, we moesten voortdurend vluchten, want ons leven was in gevaar. Die situatie heeft ongeveer een jaar geduurd. Intimidatie, achtervolging, er werd jacht op ons gemaakt, we konden nergens blijven. Op 5 juni 2001 werd ik in Prishtina opnieuw overvallen door een groep gemaskerde mannen. Ik werd bewusteloos opgeraapt door een paar voorbijgangers. Ik kon mijn benen niet meer bewegen, ik was zwaargewond aan mijn hoofd. Mijn wervelkolom bleek geraakt en mijn benen waren verlamd. Daar zat ik dan. Geen geld, geen medische hulp, geen veiligheid. Dus ben ik maar vertrokken.”
“Ik ben overal geweest in Europa. Ik heb ondertussen al verschillende operaties ondergaan, en heb er nog verscheidene voor de boeg. Al die tijd zat ik in een rolstoel. Ik ben alleen, ja. Geen familie hier, of ergens anders in Europa. Ik moet mijn plan trekken. Ik ben uiteindelijk naar België gekomen, omdat de dokters hier goed zijn. Ik was ook een tijd in Scandinavië, waar ik ook geopereerd ben. Op een gegeven moment had ik 7 verschillende verpleegsters die mij moesten verzorgen, het leek wel bandwerk. Alsof ik een laboratoriumkonijn was, een experiment. Je hebt toch geen 7 verschillende verpleegsters nodig om spuitjes te komen zetten? Hoe kunnen die mij nu kennen? Weten wat ik nodig heb? Ik ben toch wel meer dan een nummer op een kaartje in een fichebak? (Lees verder bij de bron van dit artikel)
Via:: dewereldmorgen.be