Hoe lang lezen we dit soort berichten nu al, over dat de werkdruk in verzorgingstehuizen te hoog is, dat men geen goede zorg aan de bewoners kan geven, over ondervoeding? Al zeker tien jaar, gok ik zo ongeveer. En gebeurt er wat aan? Nee. Sterker nog, de ouderenzorg wordt sterk afgebouwd, je moet het maar thuis uitzoeken met je bejaarde ouders totdat de situatie compleet onhoudbaar is geworden.
Ikzelf heb het, zoals zoveel mensen van vijftig of ouder, aan den lijve meegemaakt met een van mijn eigen ouders. Mijn moeder woonde in Beek, het dorp in Zuid-Limburg waar ik vanaf mijn vijfde ook ben opgegroeid. Al vanaf 1993, toen mijn vader overleed, woonde ze daar alleen, en nadat het verlies verwerkt was voor een aantal jaren ook weer best tot tevredenheid, ook al was ze als Maastrichtse van nature een stadsmens.
Net als bij haar eigen moeder sloeg de dementie echter toe in haar laatste paar levensjaren, en het is dan dat je pas echt beseft dat de mens voor alles geheel afhankelijk is van zijn verstand. Met thuiszorg kun je een heel eind allerlei lichamelijke gebreken opvangen, maar als iemand niet meer goed weet wat-ie doet kan zo’n persoon gewoon niet meer alleen gelaten worden. Het gas draaide ik al elk weekend uit, nadat ze een keer een keramieken (zij het wel een hittebestendige, dat had ze dan nog wel beseft misschien) schaal op het vuur gezet had, die natuurlijk uit elkaar plofte. Als ik het dan het volgend weekend weer aandraaide om voor haar te kunnen koken was ze steeds weer heel verbaasd, hoe ik dat fornuis toch zomaar aan kreeg. Het arme mens had dat dan de hele week tevergeefs geprobeerd natuurlijk.
Het werd steeds gevaarlijker; ze liet de voordeur openstaan, ze is eens in haar ochtendjas een blok verder aangetroffen en op zeker moment stond ze om drie uur ’s nachts bij een neef van haar, drie huizen verder, voor de deur in haar pyjama, omdat ze dacht dat er inbrekers in haar huis waren.
Toch heb ik erg veel geluk gehad. Het kleine thuiszorgbedrijf dat ik uit twee mogelijkheden had uitgekozen bleek uitstekend; ze hadden alleraardigste verpleegsters en tot twee keer toe kwam de eigenaresse ervan in hoogsteigen persoon midden in de nacht naar mijn moeder toe toen ze gevallen was en niet meer in bed kon komen. Dat viel helemaal niet binnen het servicecontract, maar ikzelf woonde 75 kilometer verderop, en om de alleraardigste overburen nu uit bed te bellen, die zelf ook al in de zeventig waren…
Ook het verpleegtehuis waar ze later terecht kwam was lang niet slecht. Ze had er nooit heen gewild, maar vreemd genoeg – precies zoals de eigenaresse van de thuiszorg had gezegd dat het zou gebeuren – groeide ze er in de laatste periode die ze thuis woonde naartoe. Ze besefte bovendien ook niet meer dat het haar eigen huis was, waarin ze woonde. Ik denk dat het een geluk is geweest dat mijn moeder in een dorp woonde, en het verpleegtehuis in een kleine stad – Geleen – stond. Door de kleinschaligheid ervan was er nog ruimte voor persoonlijke aandacht. Want ook in die tijd – zo’n zes jaar geleden – las ik al regelmatig gruwelverhalen over verpleegtehuizen in de grotere steden.
Ik weet niet voor wie die periode moeilijker was, voor haar of voor mij. Het ouderlijk huis was ontzield merkte ik, als ik er in het weekend was. Ik voelde me er ongemakkelijk zonder mijn hoogbejaarde moeder. Het was niet meer het veilige, ouderlijk huis.
wordt vervolgd
Pingback: Ouderenzorg: met VVD en PvdA uw ondergang tegemoet (2/2) | Krapuul