Je moet er maar eens op letten. Vrijwel iedere geschiedenis van het Franse mei ‘68 is geschreven als een proces van die periode. Alsof er in die meimaand iets gebeurd is dat schuldigen behoeft of zelfs in zijn totaliteit misdadig was. Alsof er iets plaatsvond dat niet verondersteld was plaats te vinden: een versnelling, een ontsporing, een exces of een roes, waarbij steeds opnieuw de noodzaak gevoeld wordt om doorheen de mist van het verleden de ware toedracht te bepalen.
Na vijftig jaar is de mist die over mei ‘68 hangt, enkel verder aangedikt. Analyse wordt op veroordeling gestapeld en iedere verantwoording wordt bedolven onder de zoveelste verwerping. Mei ‘68 was alles en tegelijk was het niets. Belangrijk en betekenisloos. Een grap vermomd als revolutie, of een revolutie vermomd als grap. Al naar gelang het perspectief van de waarnemer.
Dat de geschiedenis van mei ’68 steeds wordt geschreven als het proces van mei ‘68 heeft als gevolg dat wat zich reëel afspeelde stilaan wordt vergeten. De interpretatie van de feiten heeft de feiten zelf verdrongen. Misschien is het daarom belangrijk om de verhouding na een halve eeuw nog eens om te keren. Wat is er eigenlijk concreet gebeurd in mei ’68?
Pas als die vraag is beantwoord, kan iets gezegd worden over het belang van wat toen gebeurde.
Mei begint in maart
Wanneer begint mei ’68? Zoals bleek uit de eerste aflevering van deze reeks kent mei ’68 een lange voorgeschiedenis. De bloedige repressie van de Algerijnse vrijheidsstrijd, het antifascisme dat militante studenten overerfden van linkse verzetstrijders, de hallucinante oorlog in Vietnam, de wilde stakingen in de fabrieken en de toenemende afkeer tegenover de naoorlogse consumptiesamenleving. Het waren allemaal factoren die bijdroegen tot een sluimerende rebellie die uiteindelijk leidde tot een explosie: mei ‘68. Luid, krachtig en ondanks de voorgeschiedenis van groeiende rebellie, onverwacht heftig.
Sla er eender naslagwerk op na en je zal lezen dat mei ’68 eigenlijk écht begint op vrijdag 3 mei 1968. Op die bewuste vrijdag wordt het binnenplein van de Sorbonne bezet door een vierhonderdtal studenten. Tegen iedere conventie in – er bestond tot dan een afspraak dat de politie niet wordt ingezet op het domein van de universiteit – wordt de oproerpolitie (CRS) ingeschakeld. De talrijk opgetrommelde agenten dwingen de studenten het binnenplein te verlaten. Dit is de onmiddellijke aanleiding tot een avond en nacht van zware straatgevechten tussen politie en studenten. Langs beide kanten vallen honderden gewonden. De toon voor de verdere maand is gezet.
De bezetting van de derde mei en de rellen die erop volgen kennen een specifieke aanloop. Die aanloop speelt zich niet af aan de prestigieuze Sorbonne maar op een campus die een eind buiten het centrum van Parijs ligt: Nanterre.
De universiteit van Nanterre wordt ingehuldigd in 1964. Een spiksplinternieuwe campus dus. Zogezegd een toonbeeld voor de vooruitgang van de zestiger jaren. In werkelijkheid echter een symbool voor de diepe kloof die doorheen de Franse samenleving loopt, want op en rond de plaats waar de nieuwe campus midden jaren zestig gebouwd wordt, ligt één van de grootste voorstedelijke bidonvilles van dat moment.
En als we het hier over bidonvilles hebben, dan gaat het hier letterlijk om krottenwijken opgetrokken uit golfplaten. Het is de plaats waar gastarbeiders gedumpt worden door de Franse staat. Een decennium later worden ze in anonieme, betonnen torens gedropt worden die het landschap zullen vormen van wat we nu banlieues noemen. De campus van Nanterre is een voorafspiegeling van die banlieues: een geheel van rechte lijnen en hoeken, torens en brede lanen. Functionalisme op zijn koudst.
De aan Nanterre verbonden professor Henri Lefebvre beweert in de jaren na mei ‘68 dat het niet toevallig was dat Nanterre de campus was waar het vuur aan de lont werd gestoken. Het was de dagelijkse confrontatie met de slums rond de campus die de studenten een politiek geweten schopte, aldus Lefebvre. Het landschap waarin de campus midden jaren zestig lag, bewees immers iedere dag opnieuw dat er twee Frankrijken zijn en dat de nood voor dekolonisering en antiracisme niet stopte met de onafhankelijkheid van Algerije.
Nanterre is een plaats waar de rebellie van meet af aan heerst. In januari ’68 is er op de campus een club van de politieke avantgarde-beweging der situationisten en radicale studenten actief die zich de Enragés (de woedenden) noemen. Ze verstoren lessen, brengen opschriften aan op de muren en organiseren acties voor universitaire hervormingen. Gaandeweg verwerven ze steeds meer steun bij medestudenten.
We schrijven 20 maart 1968. Vanuit Nanterre wordt gemobiliseerd om te betogen tegen de oorlog in Vietnam. De betoging van enkele honderden studenten trekt het centrum van Parijs in en studenten koelen hun woede op een kantoor van American Express, gelegen op de hoek van de rue Scribe en de rue Auber. Ramen sneuvelen en de inboedel wordt tot schroot gereduceerd. De ordediensten arresteren zes studenten. Op 22 maart wordt na een algemene vergadering op de campus van Nanterre beslist om een steuncomité voor de gearresteerde studenten op te richten. Het comité doopt zichzelf tot Mouvement du 22 mars.
Diezelfde dag nog, 22 maart dus, beslist het comité om over te gaan tot de bezetting van de administratieve zetel van de universiteit. Het protest gaat van kwaad naar erger en de decaan ziet zich genoodzaakt om op 28 maart de lessen te schrappen.
Op het einde van april doet het gerucht de ronde dat Daniel Cohn-Bendit, naar wie gewezen wordt als aanstoker van het protest, zal overgeplaatst worden naar een andere universiteit. Daarop barst een grote staking uit onder de studenten van Nanterre. Uit wanhoop besluit de decaan op 2 mei om de campus dan maar helemaal te sluiten.
Wat dit te maken heeft met de derde mei op de Sorbonne? Wel, de studenten die de binnenkoer bezetten van de Sorbonne en daarna manu militari verdreven worden, zijn grotendeels studenten van Nanterre. Na hun actie in de Sorbonne zal niets nog zijn als voordien.
Falende repressie
Eigenlijk wijst niks erop dat het die derde mei helemaal zou escaleren. Aanvankelijk verzetten de studenten zich bijvoorbeeld zelfs niet tegen hun verwijdering uit de Sorbonne. Daarvoor was de overmacht van de CRS gewoon te groot. Het nieuws van de aanwezigheid van de CRS in de Sorbonne doet echter erg snel de ronde doorheen de studentenwijk Quartier Latin. Er is, wat men vandaag zou noemen, een aanzuigeffect werkzaam: de ontruiming van enkele honderden studenten trekt een hoop volk richting Sorbonne. Tegen half zes vliegt de eerste kassei richting ordetroepen.
Wat op die steen volgt, is een genadeloze aanval van de CRS. Dat gebeurt op de manier zoals de CRS ordehandhaving begrijpt in die dagen: iedere provocatie wordt beantwoord met een genadeloze charge. Iedereen die tijdens zo’n charge een agent voor de voeten loopt krijgt rake klappen. Ie-de-reen dus: ouderen, kinderen, jongeren, vrouwen, toevallige passanten of manifestanten. De strategie van de ordehandhavers is: sla het tumult lam. Letterlijk.
Maar op drie mei ’68 werkt die strategie niet meer. De hardhandige repressie zorgt er deze keer voor dat enkel meer en meer mensen de rellen vervoegen. Tegen de avond van de derde mei is het Quartier Latin één grote chaos. Duizenden gaan de confrontatie met de politie aan en barricades worden opgericht. Het kost de politie vele uren en moeite om de rust te laten terugkeren.
In de dagen na 3 mei dikt de steun voor de studenten aan. Het nationale studentensyndicaat en het syndicaat van de leraren scharen zich achter de rebellerende studenten en spreken zich uit tegen de politierepressie. Ook lyceumstudenten richten comités op om het protest van de universiteitsstudenten te versterken. Last but not least, de sympathie van het bredere publieke opinie gaat evenzeer uit naar de studenten.
In de straten van Parijs blijft het ondertussen onrustig. Op maandag zes mei breken er opnieuw rellen uit. Om een idee te geven van de omvang van die rellen: er vallen zeshonderd gewonden en ruim vierhonderd manifestanten worden opgepakt. Ook in andere steden schiet het protest wortel. Onder meer in Caen bezetten studenten de sociologiefaculteit.
Vanuit politieke hoek blijft het voorlopig oorverdovend stil. Eerste Minister Pompidou is op staatsbezoek in Afghanistan en ziet de ernst van de situatie op dat moment nog niet in. President De Gaulle doet alsof zijn neus bloedt. Beide heren zien nog niet in dat iets wat lijkt op een doordeweeks protest aan het uitgroeien is tot een heuse revolte.
Nacht der barricaden
Dag na dag blijven de protesten aanzwellen en op 10 mei wordt er een versnelling hoger geschakeld. Dan trekt een betoging van meer dan tienduizend studenten en jongeren door Parijs. Het eindpunt van de massademonstratie is het Quartier Latin. Daar aangekomen blijven de betogers hangen en ontstaan er discussies over wat de volgende stap kan zijn. Er wordt uiteindelijk beslist het Quartier Latin integraal te bezetten. Tientallen barricaden worden ijlings opgeworpen.
De verrassing bij de oproerpolitie is compleet. Een manoeuvre als dit staat niet in hun draaiboek. Oversten aarzelen om het bevel tot ontruiming te geven en even wordt er heil gezocht in onderhandelingen. Vertegenwoordigers van de studenten en de politie ontmoeten elkaar, maar de gesprekken zijn vruchteloos. Er is één optie die overblijft voor de politie: het Quartier Latin gewapenderhand heroveren. Het resulteert in iets wat enkel kan omschreven worden als een veldslag. Die veldslag zal duren tot het ochtendgloren.
Slechts bij daglicht wordt de omvang van de veldslag echt duidelijk. Honderdvijfentwintig auto’s zijn omgekanteld, meer dan zestig auto’s uitgebrand. In sommige straten is er geen enkele kassei meer te vinden. Onder de manifestanten telt men vele honderden gewonden en ook aan de zijde van de oproerpolitie blijken er meer dan tweehonderd gewonden te zijn.
Het is vandaag ondenkbaar, maar na afloop van de ‘nacht der barricaden’ bereikt de sympathie voor de rebellerende studenten een hoogtepunt. Dat kan je enkel begrijpen als je de geschiedenis van de jaren ervoor in rekenschap brengt. Mei ’68 is het moment waarop een deel van de bevolking wraak neemt op het jarenlange, beestachtige gedrag van de oproerpolitie. Arbeiders en studenten weten wat het is om omver gelopen te worden door chargerende agenten. Nu de ordetroepen het moeilijk krijgen tijdens de massale straatgevechten, wordt dat aangevoeld als het moment om een rekening te vereffenen. En als een overwinning.
Het is deels vanuit dat perspectief dat de steun van de vakbonden voor de studenten moet begrepen worden. Naar aanleiding van de confrontaties tijdens de nacht van 10 en 11 mei roepen zij op tot een grote mobilisatie en staking op maandag 13 mei, maar er spelen ook andere motieven mee bij de vakbonden.
In de fabrieken wordt het net als in de universiteiten steeds onrustiger. In de jaren voorafgaand aan mei ’68 breken er in de fabrieken steeds vaker wilde stakingen uit, waar de vakbonden slechts moeilijk greep op krijgen. Hun aankondiging om op 13 mei het werk neer te leggen en te manifesteren, is ook een poging om deze spontane golf van contestatie te domineren. De leiding van de vakbonden wil een oncontroleerbare synergie tussen arbeiders en studenten vooral vermijden.Om die synergie voor te blijven, wordt gekozen voor de vlucht vooruit.
Stakingen en bezettingen
Op maandag 13 mei trekken minstens een half miljoen betogers door Parijs. Het is een bonte massa van scholieren, arbeiders, studenten, vakbondsmilitanten en ultralinkse groepen. Het is een massa die zich keert tegen De Gaulle, de consumptiesamenleving en het Amerikaanse imperialisme. Ongegeneerd wordt geroepen om de revolutie.
Die revolutie zal er niet komen, maar het is wel gelegitimeerd om te stellen dat mei ’68 na die dertiende mei een revolutionaire weg inslaat. Het tegendeel van wat de vakbonden voor ogen hadden gebeurt. De onrust slaat na dertien mei definitief over naar de fabrieken en de acties van studenten en arbeiders versterken elkaar voortdurend. Tot op het punt dat niemand er nog controle over heeft.
Daags na de manifestatie van 13 mei breekt een spontane staking uit bij het bedrijf Sud-Aviation in Nantes. De arbeiders leggen het werk neer en bezetten de fabriek. Ook in de grote Renault-fabriek van Boulogne-Billancourt nabij Parijs breekt een wilde staking uit. In geen tijd wordt dit voorbeeld nagevolgd. Tegen 19 mei nemen ruim 2 miljoen Fransen deel aan de staking.
De aard en de omvang van de staking midden mei is ongezien in het naoorlogse Frankrijk. Een staking van die aard is sindsdien ook nooit meer herhaald. Het gaat trouwens om meer dan zomaar stakingen. In veel gevallen monden de stakingen ook uit in fabrieksbezettingen. De arbeiders transformeren de werkplaatsen in vrijplaatsen, richten comités op, organiseren vergaderingen en culturele evenementen.
Ook de studenten kiezen vanaf midden mei voor bezettingen. De Sorbonne wordt ingenomen door studenten na de betoging van 13 mei. Aangewakkerd door de bezetting van Sud-Aviation in Nantes wordt ook het Théâtre de l’Odéon ingenomen op 15 mei. Deze theaterzaal op een boogscheut van Jardin du Luxembourg zal het brandpunt worden voor talrijke debatten en discussies die dag en nacht doorgaan.
Het akkoord dat er geen was
Op 14 mei vertrekt de Franse president nog doodleuk op staatsbezoek richting Roemenië, maar tegen 19 mei moet De Gaulle zijn staatsbezoek vervroegd afbreken. De situatie in Frankrijk is van die aard dat er gerust over een regimecrisis kan gesproken worden. Miljoenen mensen staken, de belangrijkste fabrieken en universiteiten zijn bezet, er trekken dagelijkse betogingen door de steden en tijdens de daaropvolgende rellen moet de politie meermaals het onderspit delven. Het is simpelweg ongezien.
En wat vooral zorgen baart: dit gebeurt allemaal grotendeels buiten de greep van vakbonden en partijen om, het is een beweging die vertrekt vanuit de basis. Een beweging die ook niet bepaald in kracht lijkt af te nemen. Dag na dag leggen meer Franse burgers het werk neer. Tegen eind mei staat de teller op tien miljoen. Het effect daarvan wordt merkbaar in het dagelijks leven: de benzinepompen staan stilaan droog en het vuil hoopt zich op in de straten .
Na haast een maand van straatgeweld en tien dagen van algemene staking besluit de Gaulle om de natie toe te spreken via de televisie. De toespraak wordt gedurende enkele dagen op voorhand aangekondigd en de vierentwintigste mei is het dan zover: de grijze, oude De Gaulle neemt het woord. Hij slaat en zalft. Hij erkent dat Frankrijk hervormingen nodig heeft en zet de herorganisatie van het hoger onderwijs samen met de sociale kwestie op de politieke agenda. Tegelijk veroordeelt hij echter de poging om een omwenteling te creëren. In een ultieme poging de rust te doen terugkeren kondigt De Gaulle tenslotte een referendum aan waaraan hij zijn lot verbindt.
Maar de rust keert niet terug. De televisietoespraak en het referendum betekenen enkel meer olie op het vuur van de brandende barricaden. In het Quartier Latin komt het in de avond en nacht van de 24ste mei opnieuw tot zware rellen tussen politie en betogers. Het is een nacht die de geschiedenis zal ingaan als de tweede “nacht der barricades”. Auto’s, kasseien en zelfs omgehakte bomen worden gebruikt om de doorgang van de politie te beletten. Ook in Lyon komt het die nacht tot zware rellen.
De Gaulle en zijn Eerste Minister Pompidou beseffen dat er een andere strategie zal nodig zijn om orde te laten zegevieren. Er wordt geopteerd om de sociale dialoog aan te gaan met de vakbonden. Op 25 en 26 mei komen de vertegenwoordigers van de werkgevers, de vakbonden en regering samen voor een vergadering die zesendertig uur zal duren. Maar na die zesendertig uur komt er wel witte rook uit de schoorsteen. En wat voor een akkoord. Werknemers krijgen spectaculaire loonsverhogingen en syndicale rechten in bedrijven worden stevig verankerd.
En toch. Toch verwerpen de arbeiders van Renault Boulogne-Billancourt het akkoord. Ook in vele andere bedrijven kiezen de arbeiders ervoor om de stakingen en bezettingen gewoon verder te zetten. Het betekent een uiterst pijnlijke nederlaag, niet alleen voor Pompidou maar evengoed voor de vakbonden. De verwerping van de akkoorden bewijst dat eigenlijk niemand nog greep heeft op de stakende arbeiders.
De strijd om de orde
Wat zich tijdens de laatste dagen van mei afspeelt, is een poging om opnieuw (politieke) greep te krijgen op de revolterende arbeiders en studenten.
De eenheden van de oproerpolitie zijn tegen eind mei uitgeteld en gedemoraliseerd. De Gaulle en Pompidou vragen zich hardop af of de tijd niet aangebroken is om het leger in te zetten. De socialistische en communistische partij dromen er dan weer van om de Gaulle buiten te bonjouren en de macht over te nemen. Zo verklaart François Mitterrand op 28 mei dat hij bereid is om zich op te werpen als presidentskandidaat voor de PS, mochten er presidentsverkiezingen aangekondigd worden. Het kan tellen als hint.
Ook de communistische partij (PCF) probeert zich op te werpen als een waardig alternatief voor de wankelende de Gaulle. Dat maakt de partij duidelijk door op 29 mei een strak geregisseerde massademonstratie te organiseren in Parijs. De partijleiding hoopt aan te tonen dat de ordentelijkheid waarmee de manifestatie verloopt bewijst dat de PCF in staat is om orde te laten zegevieren en het land te leiden.
Ondertussen in de coulissen van de macht. Daar breekt er die negentwintigste iets uit dat enkel omschreven kan worden als paniek. Er wordt rekening gehouden met het scenario dat de communistische partij de manifestatie zal aanwenden om de macht te grijpen, desnoods via een staatsgreep. Alsof dat nog niet genoeg is laat de Gaulle op de ochtend van de negenentwintigste mei aan zijn vertrouwelingen weten dat hij zich even wil terugtrekken in zijn buitenverblijf. De oude president wil nadenken, zo zegt hij.
In de loop van de dag wordt echter duidelijk dat De Gaulle zich niet in zijn buitenverblijf in Colombey bevindt. Gedurende enkele uren weet niemand zelfs waar de president zich verschuilt. En dat op de dag dat de communisten een mars op Parijs organiseren.
Na hijgerige telefoons en veel nagelbijterij wordt de Gaulle gesignaleerd in Baden Baden, een Duitse stadje nabij de grens dat gekend is voor zijn grote Franse legerbasis. Op die legerbasis heeft De Gaulle een lang en persoonlijk gesprek met een oude vertrouweling van hem, generaal Massu.
De precieze motieven van de Gaulle om onaangekondigd te verdwijnen en in Duitsland te gaan overleggen met generaal Massu zijn nog steeds in nevelen gehuld. Wou de Gaulle duidelijk maken dat een interventie van het leger tot de mogelijkheden behoorde, of werd zo’n interventie daadwerkelijk gepland? Misschien wou de Gaulle net een sfeer van paniek laten ontstaan door even te verdwijnen? Of was hij gewoon gevlucht naar het buitenland en kon Massu hem overhalen terug te keren?
Het blijft tot op vandaag onduidelijk. Maar feit is wel dat de Gaulle op 30 mei terug in Parijs staat. En dan keren de kansen plotsklaps. Die dertigste mei kleurt de Champs-Elysées blauw-wit⁻rood. Honderduizenden sympathisanten van de Gaulle zwaaien enthousiast met de Franse driekleur op de legendarische boulevard. Gesterkt door die uiting van publieke steun spreekt de Gaulle opnieuw de Fransen toe, deze keer op zegezekere toon. Hij verklaart dat noch zijn positie noch die van zijn Eerste Minister vacant zijn en kondigt nieuwe verkiezingen aan.
Was het die zegezekere toon van de Gaulle? De uitputting van de manifestanten en stakers? De steunbetoging voor de Gaulle? Of zag het gros van de Fransen een revolutionaire omwenteling niet zitten als het er werkelijk op aankwam? Het zijn vragen die moeilijk te beantwoorden vallen. Maar het is wel een feit dat er na 30 mei iets kantelt.
In tegenstelling tot wat algemeen gedacht wordt “eindigt” mei ’68 niet op 30 mei. De stakingen, bezettingen en straatgevechten gaan nog door tot diep in juni. Ook in de vroege jaren zeventig blijft het over het algemeen erg onrustig in Frankrijk. Maar wat er er verandert na 30 mei is dat de staat opnieuw de dans leidt.
Die staat en het regime van de Gaulle heeft gewankeld tijdens de vijfde maand van het jaar 1968. Als een bokser die een stevige uppercut te verwerken kreeg, duizelde ze, verloor ze haar evenwicht en spraken sommigen al van een knock out. Maar dat was te vroeg. Uiteindelijk zouden het de revolutionairen van mei ’68 zijn die vele rondes later, uitgeteld op de grond zouden liggen.
– deel 2 van een serie op De Wereld Morgen.
Auteur: Thomas Decreus