Het is mensen die zich niet in de muzikantenwereld bewegen niet helemaal kwalijk te nemen dat ze vaak het idee hebben dat alle ècht goede muzikanten ook wel bekend zullen zijn. Als je je wel in die wereld beweegt, kom je echter regelmatig fantastische muzikanten tegen waar nog nooit iemand van gehoord lijkt te hebben. Er komt namelijk zoveel meer bij kijken om door te breken dan alleen maar heel erg goed zijn.
Een van de eerste keren dat ik merkte dat die aanname zeer onjuist was, was bij de ontdekking van de gitarist Eef Albers, ergens halverwege de jaren tachtig. Een weliswaar niet geheel onbekende gitarist, die nog op een album van de nadagen van Focus meespeelde, maar ook zeker niet bekend. Zelfs lang niet bij alle gitaristen.
Ik werd door de drummer van de eerste band waar ik ooit in speelde destijds geattendeerd op een op een live act waaraan Eef Albers destijds meedeed, met de zangeres Julia Lo’ko, Earring drummer Cesar Zuiderwijk en -bassist Rinus Gerritsen (de laatste moest die avond moest invallen, en het werd een hoorbaar zware avond voor hem, omdat dit wel even wat anders was dan Golden Earring).
Ik kende wel al een solo-album van Eef Albers, maar vond dat wat te netjes, te steriel. Een echte jazzliefhebber ben ik ook nooit geweest, alhoewel aspecten ervan me wel interesseerden. Bij vlagen kwam hij er wel doorheen, maar het bleef wat te netjes naar mijn smaak.
Een fantastische jazzgitarist was hij altijd al, als je dit hoort:
Dat kan echt niet iedereen…
Maar bij die live-uitvoering ging Eef Albers geheel uit zijn dak op een manier die ik nog niet eerder van hem gehoord had. Ik wist niet wat ik zag en hoorde, nog nooit had ik van dichtbij een gitarist dingen horen spelen zoals hij deed. En let wel, ik had in datzelfde café, Altstadt te Eindhoven, ook Jan Akkerman live gezien op een van zijn betere avonden (dat is namelijk wel altijd even afwachten bij die man).
Ik heb begin jaren negentig ook een workshop gevolgd bij Eef Albers, dat was een bijzondere ervaring. Een belangrijk concept dat hij me toen geleerd heeft is dat je een improvisatie moet zien alsof je je luisteraars aan een dun draadje voort trekt. Als je te grote stappen neemt breekt het draadje, en ben je ze kwijt. Een concept dat me later ook van nut is geweest als computerdocent, overigens.
Hij, maar ook andere muzikanten die mij les hebben gegeven, legde verder vooral de nadruk op wàt je wilde spelen, niet hoe of met welke techniek. Als je jong bent kun je je nogal makkelijk verliezen in het willen leren van allerlei technische hoogstandjes – en techniek is bepaald niet onbelangrijk, het geeft je wel degelijk meer expressiemogelijkheden – maar je zult toch vooral eerst moeten weten wàt je wilt spelen. De techniek dient er vervolgens voor om dat uit te kunnen voeren.
Dit nummer demonstreert zijn compositorische kwaliteiten, het hoofdthema prachtig op Flügelhorn gespeeld door Ack van Rooyen:
Pyramids, vanaf 3.00 hoor je wel iets van hoe hij ook rauwer kan klinken: