In 1990 heb ik een overzicht geschreven over het overheidsbeleid dat in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw gevoerd werd. Ruud Lubbers, die nu overleden is, was een van de architecten van dat beleid als minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl en daarna 12 jaar minister-president. Zijn overlijden is een goede gelegenheid dat nog eens op te halen. Ik spreek hier nog niet over het ‘neoliberale beleid’ een term die daarna in zwang gekomen is, maar over ‘neoklassiek beleid’. De inhoud is echter hetzelfde. (…)
Werkgevers hebben vanaf 1973 constant propaganda gevoerd voor een politiek van loonmatiging en overheidsbezuinigingen. Hun lobby werd beloond met de instelling van de commissie Wagner in 1981, die vrijwel geheel bestond uit topmensen van het bedrijfsleven. De aanbevelingen van deze commissie vormden de basis van de politiek, die de achtereenvolgende kabinetten Lubbers hebben gevoerd.
Men spreekt daarbij wel van een neoklassiek beleid. De sociaaldemocraten hebben daar in de jaren zeventig een Keynesiaans model tegenover gesteld.
Het neoklassieke model hanteert de volgende verklaring voor het ontstaan van werkloosheid en recessie. De oorzaak van een onevenwichtigheid op de markt is volgens dit model gelegen in een te laag prijspeil van de producten of een te hoog prijspeil van de factor arbeid, waardoor bedrijven hun producten niet rendabel kunnen verkopen, laat staan dat zij hun productie zouden kunnen uitbreiden. Wanneer de prijzen niet flexibel genoeg reageren op de gewijzigde vraag en aanbod verhoudingen dan gaan bedrijven over op neerwaartse aanpassingen van hun productie-omvang met als gevolg werkloosheid. De neoklassieken gaan niet uit van een analyse van de machtsverhoudingen op de markt. Zij trachten te analyseren, hoe prijzen van goederen en ook van arbeid tot stand komen. Hiertoe baseren zij zich op de wet van het afnemend grensnut.
Deze uitgangspunten hebben grote gevolgen voor het overheids-beleid. De overheid moet meer overlaten aan het evenwichtsherstellende marktmechanisme. Zij moet bezuinigen, de collectieve lasten mogen niet te hoog worden. Verder is loonmatiging noodzakelijk, zodat er winsten kunnen worden gemaakt die tot investeringen leiden. Deze investeringen leiden dan weer tot een grotere productie en dit zal weer leiden tot inkomensondersteunende prijsdalingen.
– Lees verder bij de Bijstandsbond.