Lesje over de EU voor dummies

De EU kent een democratisch tekort. Dat is welbekend. Menigeen heeft echter niet in de gaten welke consequenties dat heeft. De belangrijkste is dat europarlementariërs maar beperkte zeggenschap hebben.

Het Europees Parlement (EP) kan bijvoorbeeld zijn maandelijkse verhuiscircus tussen Brussel en Straatsburg niet stoppen. De europarlementariërs zelf hebben er een bloedhekel aan. Op 20 november 2013 heeft het EP een resolutie aangenomen over zijn vestigingsplaats. De resolutie stelt: ‘Het Europees Parlement zou efficiënter, goedkoper en milieuvriendelijker zijn als het op één plek gevestigd is.’ Met 483 stemmen voor en 141 tegen was de meerderheid ervoor groot.

Een resolutie heeft echter slechts de waarde van een advies. De vestigingsplaatsen van de EU-instellingen blijven zo vooralsnog waar ze zijn. Op een EU-top in Edinburgh in 1992 zijn de zetels van de toenmalige Europese Gemeenschap vastgelegd. Die verdeling is sindsdien in opeenvolgende verdragen overgenomen. Elke wijziging in het bestaande systeem moet deel uitmaken van een nieuw verdrag, dat unanieme goedkeuring vereist van alle 28 lidstaten – 27 na een eventuele Brexit – en dat moet worden geratificeerd door elk van de nationale parlementen. Frankrijk wil Straatsburg niet opgeven. Voor iedere Franse partij die Brussel als enige vergaderplek van het EP voorstelt, betekent dat politieke zelfmoord.

Hetzelfde euvel van unanimiteit geldt voor het democratischer maken van het politieke systeem van de EU. Omvorming van de EU tot een federatie kan alleen tot stand worden gebracht als alle lidstaten ermee instemmen. Dat zit er niet in. Altijd zal er ergens wel een ultranationalistische regeringsleider als Viktor Orbán aan het roer staan. De meest eurofiele politieke partijen in Nederland (D66, GroenLinks) hebben dan ook geen flauwe notie hoe ze democratisering voor elkaar kunnen krijgen. Het blijft bij hard blaten – à la Guy Verhofstadt – maar er is weinig wol. Het meest voor de hand liggende idee voor verandering is dat een aantal landen een nieuwe Europese samenwerkingsovereenkomst sluit. Daartoe zouden de oorspronkelijke EEG-landen (Bondsrepubliek Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg) kunnen besluiten. Ofschoon de 92-jarige Valéry Giscard d’Estaing er recent een balletje over heeft opgeworpen, bevinden voorstellen in die richting zich nog slechts in een embryonaal stadium. De oud-president van Frankrijk en oud-voorzitter van de Conventie over de Toekomst van Europa, die tot een ontwerpgrondwet voor de EU had geleid, heeft gepleit voor een Europese samenwerking met minder landen.

Democratisering van (een deel van) de EU is hard nodig. Het gaat zoals ik in mijn profielschets stel: de grote politieke beslissingen aangaande ons dagelijks leven komen in Brussel tot stand. Het democratisch deficit zorgt er echter voor dat we via het EP onze belangen niet op democratisch aanvaarde wijze behartigd zien. Het zijn de regeringsleiders in de Europese Raad, die ieder voor hun eigen land de krenten uit de pap proberen te halen, die de belangrijke besluiten nemen. Niemand beslist op basis van EU-brede belangen, wat tot gevolg heeft dat de politieke leiders ons samen op langere termijn de put in trekken.