Direct na de bezetting, onder de indruk van de communistische bijdrage aan het verzet en met de levende behoefte aan een ander Nederland, haalde de CPN ruim tien procent van de stemmen bij de Kamerverkiezing (1946). Dat was met de toenmalige honderd Tweede-Kamerzetels goed voor vijftien of wellicht zestien nu (afhankelijk van restzetelverdeling). Dat was de CPN op zijn eentje.
In 1972 haalde de PPR zeven zetels, de CPN ook en de PSP twee. Samen zestien in een 150 leden tellende Tweede Kamer. De PPR, de enige partij die in GroenLinks is opgegaan die ooit in een regering heeft gezeten, trad toe tot het kabinet-Den Uijl. Dit was het hoogtepunt voor GroenLinks avant la lettre.
Van de CPN en de PSP is in GroenLinks niets meer terug te kennen, en van de PPR nauwelijks (of de EVP, die in 1972 nog niet bestond).
Eerlijk gezegd verwacht ik niet dat het huidige GroenLinks deze resultaten zal evenaren, tenzij de club niet tot een Rutte III toetreedt. En Klaver houdbaar blijft in de komende jaren. Maar “historisch” – ach ja, kennis van de parlementaire geschiedenis is ook zeer zeer weinigen gegeven.