Jammer. U was op de goede weg met uw kijk op WO-2. Maar nu concentreerde u zich afgelopen week helaas in uw rede bij de ‘Indische’ herdenking op de belevenissen van ene Helen Colijn, een witte vrouw uit een koloniale familie in voormalig Nederlandsch-Indië. Zeker, zij was een gevangene van de Japanners en heeft onder hen geleden. Maar zij bracht het er levend af, evenals ongeveer acht van de tien witte Nederlanders in Indië. Maar niet ruim 3 miljoen Indonesische burgers. Dat kwam zo.
Nederland had Indonesië veroverd, geheel onwettig en uiterst bloederig. Helen Colijns grootvader streed als kapitein in de Atjeh-oorlogen, waar de oorspronkelijke bewoners op grote schaal werden vermoord, ook vrouwen en kinderen. Grootvader Colijn, later directeur van de Shell/Koninklijke Olie en uiterst zuinige en eigenlijk asociale premier, heeft er vol afschuw over geschreven over die bloedbaden, dat wel. Maar Helen Colijn heeft nooit in een zin afstand genomen van het kolonialisme, van haar familie.
Nederland had Indië dan wel veroverd, maar richtte zich op uitbuiting tegen zo laag mogelijk kosten. Indië was toen de vierde olieproducent ter wereld, een van de grootste cacaogebieden, een enorme tabaksproducent, groot leverancier van palmolie, tin en rubber. Het land was ongeveer duizend maal zo groot als Nederland…
Maar Nederland had er een leger en vloot die ongeveer even groot waren als wat er in Nederland zelf bij elkaar klaar stond. Voor een echte verdediging was dat dus naar de Nederlands normen duizend maal te klein. Dat bleek al snel, omdat Japanners het gehele enorme land binnen een maand hadden veroverd. Wat er aan Nederlandse oorlogsschepen was, drie dozijn inclusief onderzeeërs, werd in de Slag op de Javazee binnen 24 uur geheel vernietigd – op de onderzeeërs na. Het landleger en de luchtmacht waren in twee weken uitgeschakeld. Je mag wel concluderen dat koloniale uitbuiter Nederland zijn rijkste bezitting ooit niet erg goed had beschermd.
De Japanners gedroegen zich racistisch tegen de Nederlanders – de vroegere witte kampbewoners hebben vaak geklaagd over de vernedering die zij moesten ondergaan. Ik zal niet gaan schrijven dat dat ‘net goed’ was, omdat zij zelf ruim drie eeuwen lang een veel groter volk hadden vernederd.
Maar ja, die 15.000 witte, Nederlandse doden uit de Jappenkampen van het totaal van 120.000 dat er opgesloten was – die maakten hier weinig indruk. We hadden namelijk ontdekt, in de jaren ’60, hoeveel medelanders, brave burgers uit Europees Nederland, waren vermoord in honderden gruweloorden met gaskamers en de rest, namelijk ruim 100.000, plus al die andere 175.000 doden vooral door de onophoudelijke bombardemenenten en luchtgevechten boven Nederland – er stortten in totaal 6.000 militaire vliegtuigen op Nederland neer in vijf jaar, gemiddeld 100 per maand, drie per dag – dan krijg je dat. Ook had de oorlog in Indië maar drie jaar geduurd, en waren de witte slachtoffers meestal welgestelden. Hoef je met welgestelden dan geen medelijden te hebben? Je moet mede leven met iedereen aan wie ellende wordt aangedaan. Maar je hoeft niet te stoppen met denken.
Helen Colijn was ook nogal goed af vergeleken met de 275.000 Nederlandse burgerdoden uit de oorlog in Europa, laat staan met de zes miljoen Joden. In Nederland was er in de jaren ’50 en ’60 zodoende weinig interesse in de drie jaar ellende in Indonesië, waar concentratiekampen een schim waren van wat er in Europa bleek te gebeuren met onze medelanders, die volgens de nazi’s – en vaak niet volgens henzelf – opeens ‘Joods’ waren. Nog los van wat er hier gebeurde in de kampen Vught en ook in Amersfoort.
Het is niet goed de oorlog te verkleinen tot één triest verhaal, en je blik te vernauwen op cruciale momenten als een herdenking, waarbij u als één van de politieke leiders van dit land, richting en perspectief moet geven. Dat hebt u helaas niet gedaan, in dit 75ste oorlogsjaar, waar nog steeds bij de openbare herdenking op 15 augustus niemand het heeft over de 3 miljoen Indonesische doden. Die waren meestal ook nog moslims, net als u. Jammer…