Socialisme en democratie moeten hand in hand gaan. Rosa Luxemburg had deze overtuiging sterk. Zo’n opvatting is echter sneller opgeschreven dan gerealiseerd. Hoe is dit samengaan te realiseren? En hoe ziet zo’n democratisch socialisme eruit? Deze zijn een paar prangende vragen die alras opdoemen. Filosoof Michael Brie heeft over deze vragen en andere idealen van Luxemburg een interessant artikel geschreven.
Brie meent dat Luxemburgs kracht tevens haar zwakheid is. Van haar humane en recht op haar doel afgaande attitude houden we, maar die botste meer dan eens met de eisen die de concrete realiteit stelt. Zo ageerde ze in haar pamflet De Russische Revolutie tegen de verdeling van land onder de boeren en bepleitte ze directe collectivisatie. Maar doordrukken van de collectivisatie had de tegenstand tegen de revolutie groter gemaakt en derhalve haar kans op slagen doen afnemen. Verder was ze tegen de vorming van deelrepublieken voor door het tsarisme onderdrukte volken omdat ze meteen socialistische broederschap tussen een ieder voor ogen had. Vanuit tactisch oogpunt was de vorming van deelrepublieken echter gunstig voor de bolsjewistische regering.
De eisen van het revolutionaire moment botsten dus met socialistische idealen. Het is verdedigbaar te stellen dat zonder anti-socialistische maatregelen, zoals zelfs dictatuur en terreur, de Russische Revolutie nooit was geslaagd. Echter, als eenmaal een begin gemaakt is met dictatuur en terreur, dan is het verloop van het einde ervan niet voorspelbaar. Dat weten we nu, achteraf. We kunnen stellen dat vooralsnog blijkt dat het koppel van socialisme en democratie geen gelukkig huwelijk heeft opgeleverd. Is de combinatie onmogelijk? Brie meent derhalve dat voor beide concepten, van democratie en socialisme, fundamentele revisie nodig is. Dat is evenzeer – net als Luxemburgs opvatting – snel opgeschreven maar lastig gerealiseerd. Tot zover Brie.
Als Luxemburgs opvattingen te radicaal blijken om die ineens, tegelijkertijd te realiseren, maar vanuit links standpunt toch zouden moeten worden verwezenlijkt, is er altijd nog de mogelijkheid van stapsgewijze vooruitgang. Eigenlijk wat de sociaaldemocratie oorspronkelijk grotendeels beoogde. Ofschoon Luxemburg op tal van terreinen heeft geageerd – het feminisme is daarbij zeker belangrijk – steunen haar opvattingen grofweg op drie pijlers: socialisme, democratie en internationalisme. Wat zouden stap 1, stap 2 en stap 3 in het proces van vooruitgang kunnen zijn?
Als stap 1 ligt democratie voor de hand. Zo’n goede eeuw lang is er in tal van landen ervaring met democratie. Overigens is menigeen van mening dat juist de vermaledijde Russische Revolutie de ontwikkeling van democratie heeft geholpen, bang als de elites waren voor radicalisering van de bevolking. Democratie is evenwel niet vanzelfsprekend en met de opkomst van extreemrechts staat ze meer onder druk dan tot voor kort voor mogelijk werd gehouden. Desalniettemin krijgt democratie in het algemeen de voorkeur en we moeten strijden voor haar behoud.
Voor stap 2 lijkt het streven naar internationale integratie de beste optie. Hierbij komen we in conflict met de sociaaldemocratische praktijk. Sociaaldemocratie is in 1914 van het pad van internationalisme afgeweken doordat de Duitse sociaaldemocraten voor oorlogskredieten en daarmee tegen de internationale verbroedering van arbeiders stemden. Nadien hebben sociaaldemocratische organisaties nog wel getracht het internationalisme te herstellen, onder meer via de Socialistische Internationale, maar de focus van sociaaldemocratische partijen is toch altijd op het eigen vaderland gebleven, ondanks vaak verbale ontkenning daarvan. In Europa gaat de ontwikkeling van de EU daar tegenin. Die heeft nu weliswaar een neoliberaal karakter, maar er is geen reden voor de gedachte dat Europese integratie per definitie neoliberaal zou moeten zijn. Europese integratie kan evengoed een links project zijn.
Voordat stap 3 aan de beurt komt, is het zinvol even de aandacht op de sociaaldemocratische verwezenlijkingen te richten. Grotendeels dankzij de sociaaldemocratie zijn er in West-Europese landen verzorgingsstaten ontstaan. Ook in de VS hebben Democraten daar vooral via Franklin D. Roosevelt en via Lyndon B. Johnson sociale voorzieningen bewerkstelligd. Die sociaaldemocratische politiek had zich, met rechtse pauzes weliswaar, waarschijnlijk verder kunnen voortzetten als de oliecrises er niet waren gekomen. De schokken die ze teweegbrachten, maakten de weg vrij voor het neoliberalisme met als eerste prominenten Ronald Reagan en Margaret Thatcher. Dit neoliberalisme heeft intussen de globalisering sterk gestimuleerd. Als gevolg daarvan is er volgens Mark Blyth een globale markt ontstaan gekarakteriseerd in Polanyaanse zin door geïntegreerde bewegingen van financiën en kapitaalgoederen. Sociaaldemocratische – laat staan socialistische – politiek in kleine Europese landen kan daar zeker nooit meer tegenop.
Tegen deze enorme geïntegreerde markt kunnen alleen landen weerwerk bieden die grote economische macht vertegenwoordigen. Als stap 1 voortduurt en voor Europa stap 2 is gezet en de EU en de VS sociale doelen nastreven, kan worden bezien in hoeverre stap 3, die van socialisme realiseerbaar is. Misschien is het maximaal haalbare een soort van in sociaaldemocratische stijl bestuurde imperia – dat zou eventueel Brie’s revisie van het socialisme betekenen. Maar een en ander kunnen we pas weten als voldaan is aan de voorwaarden genoemd onder stap 1 en stap 2.
Uitgelichte afbeelding: Von Unknown photographer around 1895-1900 – Live portrait of Rosa Luxemburg (1871-1919), a Polish-born German Marxist political theorist, socialist philosopher, and revolutionary, Gemeinfrei, https://commons.wikimedia.org/w/index.php?curid=39392345