Hoe neoliberalisme extreemrechts aanwakkert

Bescherming zoeken de verliezers in de globaliseringsstrijd. Deze strijd is het gevolg van het neoliberale streven naar absolute, mondiale vrijheid voor de markt. De bescherming verwachten de losers te vinden bij nationalisten. Op OpenDemocracy belicht filosoof Bob Brecher dit fenomeen. Het is niet gek van de losers want van oudsher zorgde de natiestaat voor bescherming tegen buitenlandse indringers. Als buitenlandse indringers ervaren ze nu immigranten die concurreren voor werk en/of met hun aanwezigheid een aanval doen op het vermeende superioriteitsgevoel van de eigen cultuur. In Nederland mag bijvoorbeeld de traditionele Zwarte Piet niet meer zwart zijn. Als reactie daarop bepleiten de verliezers een versterking van de aloude natiestaat, Brexit in Engeland of zelfs Nexit in Nederland – ofschoon Nederland al sinds het verlies van zijn kolonie Nederlands-Indië niet meer is dan een soort economisch aanhangsel van Duitsland.

Zien de losers de gevolgen van een exit uit de EU niet? Nee, want een loser heeft een beperkt denkvermogen. Maar het heeft geen zin een loser dom te noemen, want door iemand zo te kenmerken is nog niemand slimmer geworden. Wel is het zo dat de huidige EU de losers verder in de put duwt. Dat ervaren ze aan den lijve. Maar proberen de denkbeelden van Friedrich Hayek, waarop de constellatie van de EU is gebaseerd, aan hen uit te leggen, zoals door mij heel beknopt in Hayeks natte droom: de huidige EU, is als water naar de zee dragen.

Als Hayek niet simpel valt uit te leggen, dan hebben linkse denkers toch een taak om een anti-hayekiaans programma te ontwikkelen. Het gaat er daarbij om eerst structurele randvoorwaarden (structural constraints bij Ralph Miliband, 1977: Marxism and Politics) te identificeren die natiestaten ervaren bij het invoeren van linkse politiek. Anders slaagt een op zich prima programma niet, zoals bijvoorbeeld econoom Michael Roberts betoogt ten aanzien van het nieuwe Labour-manifest.

Niet dat ik pretendeer de structurele randvoorwaarden in kaart te kunnen brengen. Maar één zo’n randvoorwaarde is overduidelijk: de omvang en daarmee de relatieve autarkie van een economie. Luxemburg is zeker te klein om succesvol een links programma te realiseren. Maar hoe staan de kansen van het Verenigd Koninkrijk ervoor? Ik ben er somber over, maar ’the proof of the pudding is in the eating’. Zelfs een rechtse Brexit onder leiding van Boris Johnson lijkt veel weg te hebben van het pad opgaan van dat van een vazalstaat van de VS.

Voor een debat over structurele randvoorwaarden mogen linkse denkers derhalve zeker niet weglopen. Dat moet zelfs centraal komen te staan. Softe oplossingen, zoals een verzachting van harde neoliberale politiek in een natiestaat die sociaaldemocratische politici bepleiten, kunnen slechts tijdelijk een doekje voor het bloeden zijn. Het gaat er mede om het concept natiestaat ter discussie te stellen. Met betrekking tot Europa ligt nadenken over een Ander Europa voor de hand, dat wil zeggen een alternatief voor de huidige EU. Komen er geen drastische, revolutionaire veranderingen in (gezapig linkse) denkwijzen tot stand, dan houdt dat gelijk een aanmoediging in voor extreemrechts om hun visie op de natiestaat te propageren en blijft het neoliberale discours – there is no alternative – hegemoniaal.