Er waart een spook door de Lage Landen: het spook van de eikenprocessierups. Alle machten van het Koninkrijk der Nederlanden hebben zich tot een heilige drijfjacht tegen dit spook verbonden: bataljons van bestrijders, vergaderingen van de plaatselijke VVV, overleggen van ondernemers, Haagse gezagsdragers en Gooise gezagsgetrouwen…(1)
1.
Verre van mij zij het, de ellende die deze eikenprocessierupsenplaag bij menigeen oproept te bagatelliseren. Ik weet het: jeukende bultjes, irritatie van de luchtwegen, allemaal veroorzaakt door de haartjes van de diertjes die dan ook nog de onbeschaamdheid hebben om gewoon los te laten en naar je toe te vliegen, zodat je ze niet eens aan hoeft te raken om de overlast te ervaren. Verre van mij zij het om te doen alsof er niets aan de hand is. Toch begin ik dit stukje op een lichtvoetige, ironische noot van relativering. En kom op. We hebben het over jeuk en geïrriteerde luchtwegen. Ja, sommige mensen reageren sterker dan anderen. En ja, allergische reacties die sommigen hebben kunnen ernstig zijn. Maar kan de toon alsof het hier een nationale catastrofe betreft misschien een paar tandjes minder? Of spreken we van nu af aan in de zomermaanden niet langer van komkommertijd maar van eikenprocessierupsentijd?
Laten we het probleem eens terugbrengen tot de proporties die het verdient: een serieus probleem, maar geen catastrofe. Een serieus probleem dat dan ook nog eens van menselijke makelij is, oftewel: een milieuprobleem, geen natuurramp. We zien hier immers een doodgewoon gevalletje van Nature Strikes Back. Een serieus probleem, maar ook een probleem dat in veel gevallen eenvoudig te ontwijken is.
Eerst de proporties. Waar eiken groeien, daar krijg je in de zomer eikenprocessierupsen. Eiken staan deels in bossen. Gelukkig staan ze daar vaak temidden van andere boomsoorten, zuivere eikenbossen zijn helemaal niet zo gangbaar. Ecologen onderscheiden plantengemeenschappen: groepen plantensoorten die als het ware natuurlijk bij elkaar horen. Zo heb je het Eiken-Berkenbos op droge zandgronden. En het Eiken-Haagbeukenbos op vochtiger, voedselrijkere grond. Je ziet het al: in beide gemeenschappen is de eik slechts één van de twee gangbare boomsoorten. En naast eikenbossen, met of zonder bijmenging van andere boomsoorten, heb je vooral ook beukenbossen, dennenbossen – maar de dennenprocessierups is onderweg… – , sparrenbossen, populierenbossen en wat al niet. Wil je geen eikenprocessierupsen tegen komen op je zomerse wandelingen? Check hoe eiken er uit zien, en/of check of jouw wandelgebied vooral uit eikenbossen bestaat. Het is helemaal niet moeilijk om in veel bosgebieden kilometers te wandelen zonder meer dan een sporadische eik te zien.
En er is géén fundamenteel recht om overal in de natuur te vertoeven zonder van natuurverschijnselen enige hinder te ondervinden. Net zo min als er een plicht is om in eikenbossen te wandelen. Moeten we echt zoveel drukte maken over mogelijke overlast bij ons verblijf in de vrije natuur? De natuur is er niet voor menselijk comfort. Ga naar moerassig gebied, en je krijgt muggen en steekvliegen. Ga struinen door gras en struikgewas met onbeschermde benen, en je komt met teken terug, al dan niet voorzien van de ziekte van Lyme. Blaas vervolgens uit op een terrasje met een glaasje ranja, en je wordt door wespen belaagd. Leer er mee leven, neem je voorzorgen – lichaamsbedekkende kleding vooral! – en je hebt nauwelijks ernstige problemen. Iets minder struinen door de plantengroei getuigt trouwens ook nog van iets meer respect voor de natuur. Dat krijg je dan terug door iets minder kans op teken en andere prikkelbaarheden. Voor dit alles geldt verder de klassieke vermaning van provo-kinderboekenschrijfster Annie M. G. Schmidt: zeur niet! Of blijf thuis, dan hebben andere natuurliefhebbers wat meer rust.
Heel anders ligt het natuurlijk in dorpen en steden, aan wegen, en in speeltuinen en pretparken en in tuinen. Dat mensen daar gevrijwaard willen zijn van die jeukbeestjes, vind ik logisch. Vooral nietsvermoedende kinderen wil je niet opzadelen met een bedorven uitstapje vanwege processiejeuk of erger. Dat horeca-gelegenheden niet belegerd willen worden door eikenprocessierupsen, dat mensen ze niet in de achtertuin willen, of in de schuur, dat is nogal logisch. Dat daartegen bestrijding in stelling wordt gebracht eveneens. De vraag is hoe? De vraag ook: hoe is het probleem ontstaan? En hoe heeft het zulke vormen aangenomen?
2.
Er zijn aanwijzingen dat de eikenprocessierups al vanouds in Nederland voorkomt.(2) Maar het dier heeft zich kennelijk nogal uitgebreid sinds 1989, toen het verschijnsel de aandacht trok. Henk Jans, GGD-deskundige, vertelt: ‘ “Een van de redenen dat de rups zo sterk oprukt is het klimaat”, legt hij uit. “En die houden we netto niet tegen. In de jaren negentig beperkte de overlast zich tot de zuidelijke provincies; nu is de rups te vinden in het hele land. Dat hangt daarmee samen.” Opwarming van het klimaat heeft daar vermoedelijk mee te maken.’(3) Vroeg inzettende zachte lentes stimuleren een enorme groei in aantallen van deze dieren. Vrieskou maakt ze weliswaar niet dood – ze kunnen 15 graden vorst doorstaan – maar remt de groei in aantal wel sterk af. Meer warmte en minder vorst? Meer eikenprocessierupsen. Weer een reden om klimaatverandering te bestrijden en geen genoegen te nemen met ‘die houden we netto niet tegen’. Gelieve dus vanaf het begin van de Industriële Revolutie rond 1770 de uitstoot van CO2 met terugwerkende kracht terug te brengen. Gelieve ook de opname van CO2 uit alle macht te bevorderen door bomen te laten groeien. Desnoods eikenbomen, maar liever variatie.
Maar er is nog iets. Langs tal van wegen en in plantsoenen zijn eiken aangeplant. ‘Veelal strak gemaaide bermen afgegrensd met een lange laan eiken. Het op deze manier ingerichte habitat is niet geschikt voor tal van insecten die een nuttige rol in de beheersing (van de eikenprocessierups, PS) kunnen spelen. Voor het merendeel hebben we zelf het succes van de eikenprocessierups veroorzaakt door monoculturen met alle gevolgen van dien.’(4). Waarbij ‘we’ niet noodzakelijk ‘jij en ik’ betekent, maar wel de maatschappij met haar prioriteiten en haar nogal beperkte kijk op wat ‘efficiënt’ is. Eindeloze rijen eiken langs een provinciale weg bieden dus niet alleen overlevingskansen maar vooral ook gelegenheid voor snelle uitbreiding van de eikenprocessierups. Die gaat in processie, in kluwens en groepen, van eik naar eik naar eik, en heeft daarmee een groot bereik. Monocultuur – niet de natuurlijk voorkomende eiken in het bos, maar de kunstmatig aangeplante eiken van laan en plantsoen – helpt de eikenprocessierups om een plaag te worden.
Wat de zaak nog dus erger maakt is wat er onder die eiken mag groeien van de plantsoen- en bermbeheerders: gras. Kortgeknipt gras, want dat ziet er zo netjes uit, nietwaar? In dat gras woont bijna niets. Nauwelijks bloemen en insecten, nauwelijks vogels die op insecten en bloemen af komen. Gewoon gras, zo kort en strak mogelijk. Dat is nergens goed voor, ecologisch gezien. Maar het is voor de eikenprocessierups wat asfalt is voor auto’s: ruim baan! Zo schrijdt dus de processie van jeukoverlast voort. Omdat mensen – ingenieurs, projectontwikkelaars, wegenbouwers, in opdracht van ‘onze’ overheid… – een aangeharkt landschap hebben gecreëerd, met monocultuur en alles. Wie monocultuur zegt, zegt ‘plaag’. Dat is niet de schuld van de diertjes waaruit de plaag bestaat, in dit geval die irritante rupsjes. Dat is de schuld van de monocultuur en degenen die deze monocultuur ontwikkelen en aanleggen.
Nu hebben processierupsen wel degelijk natuurlijke vijanden. Dat wordt aardig bijgehouden op de website Nature Today. Daar kun je lezen dat mieren jonge processierupsen eten.(5) Daar kun je lezen dat ringmussen koolmezen en pimpelmezen het op de rupsen hebben voorzien.(6) Daar kun je lezen dat naast koolmees, boomklever, spreeuw, koekoek en pimpelmees ook de kauw – je weet wel, die kleine editie van de kraai, met die karakteristieke hoofdbewegingen voor-en-achterwaarts – wel raad weet met deze rupsen.(7) Naast vogels leveren ook vleermuizen en sluiprupsen hun bijdrage.(8)
Met deze kennis is het niet moeilijk meer om een aanpak te ontwikkelen die de plaag van de processierups binnen de perken houdt. In dit specifieke geval is de vijand van onze vijand wel degelijk onze vriend! Geef die vogels en die mieren de ruimte, en ze doen hun werk. Maar dan dienen die kortgeknipte en platgespoten bermen en plantsoengazons dus veranderd te worden. Een wegberm kun je ook eens per jaar in de nazomer maaien. Binnen de kortste keren krijg je dan bloemen in het veel hogere gras, en dus allerlei insecten, en vogels. Niet spuiten dan, graag, want daarmee bestrijd je niet alleen mogelijk ‘ongedierte’, maar ook de vogels die dat ‘ongedierte’- waaronder die jeukrupsen – binnen de perken houden. Als je in bermen iets verder van het wegdek af ook eens helemaal niet maait, krijg je daar binnen een paar jaar struiken, waar vogels in kunnen schuilen en nestelen.
Zo krijgen de gevleugelde guerrilla-eenheden die het tegen de processie-agressors mogen opnemen, ook nog wat beschutting. Waait er eens een eikenboom om? Dan plant je een nieuwe boom aan, maar dus bij voorkeur geen eik. Of je doet – vloeken in de technocratische kerk! – gewoon eens helemaal niets en kijkt hoe de natuur zelf het gat vult. Gevarieerder begroeiing, geen gif er op, de monocultuur van eiken en gesteriliseerd grastapijt verdwijnt, en daarmee de paradijselijke toestand voor de eikenprocessierups.
Op het argument: ‘maar hogere begroeiing in bermen blokkeert het zicht en dus de verkeersveiligheid, dus dat korte gras is nodig’ is ook wel een antwoord. Veel van dat korte gras staat niet in bermen, maar in plantsoenen. Daar geldt het argument sowieso niet. En natuurlijk hou je de zaak vlak bij de rijbaan korter dan wat verder weg. En verder? Wat langzamer rijden kan helemaal geen kwaad, en niet alleen vanwege de planten en de vogels. Snelverkeer is niet heilig en heel vaak nergens voor nodig ook.
Het heeft er veel van weg dat dit type bestrijding door het stimuleren van natuurlijke vijanden iets uithaalt. ‘Onderzoeken in verschillende Nederlandse gemeenten, waaronder Ede en Rheden, wijst uit dat in een omgeving met een rijke variatie aan wilde planten en dieren, de rupsen veel minder talrijk worden dan op plekken waar een ‘monocultuur’ van eiken langs strak gemaaide bermen staan’ (9). Een onderzoeksproject hierover wordt door de website Nature Today als volgt samengevat: ‘Het project natuurlijke bestrijding eikenprocessierups in de gemeente Westerveld, onder leiding van de Boermarke Wapserveen, is succesvol verlopen in 2018. Op de locatie waar natuurlijke bestrijders werden gestimuleerd werden in 64 bomen maar 28 nesten aangetroffen (van die rups, PS). Dat is 85 % minder dan het aantal nesten op de controlelocatie.’(10) Leerzaam, niet?
Noten
1 Zeer vrij naar Friedrich Engels & Karl Marx, ‘Het Communistisch Manifest’ (geschreven 1847, uitgegeven 1848),
2 ‘Eikenprocessierupsen zijn nooit weggeweest uit Nederland’, Nature Today, 8 augustus 2018, https://www.naturetoday.com/intl/nl/nature-reports/message/?msg=24540
3 ‘“De overheid onderschat de eikenprocessierups al jaren”’, Nu.nl, 19 juni 2019
4 ‘Eikenprocessierupsen zijn nooit weggeweest uit Nederland’, Nature Today, 8 augustus 2018
5 ‘Mieren blijken natuurlijke vijanden voor jonge eikenprocessierupsen’, Nature Today, 12 mei 2019
6 ‘Film: Mezen en ringmussen jagen op jonge eikenprocessierupsen’, Nature Today, 20 april 2019
7 ‘Ook kauwen hebben eikenprocessierups ontdekt’, Nature Today, 14 mei 2019
8 ‘Vogels bestrijden processierupsen’ Nature Today, 10 juli 2019
9 ‘Vogels bestrijden processierupsen’ Nature Today, 10 juli 2019
10 ‘85 % minder eikenprocessierupsen door stimuleren biodiversiteit’, Nature Today, 11 september 2018
– Ook verschenen bij Ravotr