Mijn eerste politieke bezigheden en inzet betroffen Biafra, de zelfuitgeroepen republiek in plaats van Oost-Nigeria, waar de bewoners voorzover zij elders in dit Britse koloniale baksel woonden, heengevlucht waren voor pogroms waar de overheid in de vorm van politie en leger niets tegen ondernamen, integendeel. Nieuws dat dezer dagen op de een of andere manier terugkomt.
Bijna alle machten ter wereld hadden zich ingezet tegen deze staat, waartegen volgens de koloniale machthebbers in Londen alles veroorloofd was – A quick kill moest het worden. Eerst van al moesten de olievelden weer degelijk in handen van een brave meelopende Oom-Tomoverheid zijn. Shell heeft daar met privémilitie in voorzien.
Over het aantal slachtoffers van de uithongering en het oorlogsgeweld, inclusief de er aan voorafgaande pogroms, bestaat geen zekerheid. Op die schaal kijkt men niet op een miljoentje en bovendien hebben ze verloren ter wille van het Vrije Westen in samenwerking met het Onvrije Oosten, want ook Moskou had de ondergang van Biafra gezworen.
De “quick kill” heeft ruim drie jaar geduurd. Als “Biafra” u iets zegt dan zal het associatie met hongerende kinderen zijn. Zwarte kinderen.
Voor wat er meer achter zat heb ik mij destijds ingezet. Ik zou kunnen volstaan met te verwijzen naar Chinua Achebe, Ben Okri, Chimananda Ngozi Adichie. Ik verwijs natuurlijk bij dezen maar ik volsta er niet mee.
Op 15 januari 1970 capituleerde Biafra, het einde van een ongelijke strijd van ruim tweeëneenhalf jaar.
Ik heb geen idee waar het partijcongres van de PvdA omstreeks die tijd over gegaan kon zijn. Er waren verkiezingen dat jaar, voor raden en Staten, waarschijnlijk niet tegelijk. Omdat de opkomstplicht sindsdien is afgeschaft en de opkomst nogal tegen bleek te vallen zijn die verkiezingen niet meer vlak bij elkaar zoals toen.
Makkers/medestrijders waren als studenten-activisten belangrijk genoeg in de PvdA om een motie strekkende tot inzet voor erkenning van de onafhankelijke republiek Biafra ter tafel te krijgen op dat partijcongres. Tussen het voorbereiden van de motie en het partijcongres viel de capitulatie. Toch moest zij besproken worden omdat zij nu eenmaal voorlag.
Hier komt dan degene die aanleiding geeft tot dit stuk in beeld.
In Vrij Nederland was destijds een columnist, geheten Piet Grijs, en deze figuur spuwde bloed dat de enige partij waar “ze” een beetje bang voor waren tijd verspilde aan een motie over Biafra want dat geleur met die zielige kindertjes had hij allang door gehad. Steun Nigeria, riep hij de PvdA nog eens moedig toe. Ik kan de tekst declameren maar ik doe het niet.
“Wie is Piet Grijs?” vroegen wij ons in onze medeverslagenheid af. Dit was toen nog niet bekend.
Een week later schreef een andere columniste, Tamar, van wie iedereen wist dat zij Renate Rubinstein heette, een humaan, hier tegen in gaand stuk. Vrij Nederland had zich weer gerehabiliteerd voor ons.
De koloniale en aartsracistische praat van “Piet Grijs” heb ik in ons laatste bulletin ter sprake gebracht, tevens denkende aan andere voor links poserende kopstukken in het polderland, Anton Constandse en Dick Scherpenzeel, die een zelfde redenering ophingen en het racistische gif werkt gewoon door in het land van Zwarte Piet want daarvoor is het ’t land van Zwarte Piet.
Mijn vermaning tot slot van dat, mijn allereerste Politieke Vertoog, op de aanvallige leeftijd van negentien jaar geschreven: “Laten we ze vergeten”. Ik noemde bewust geen namen. Voor die andere twee zou het best wel al gelukt kunnen zijn in Nederland.
Vandaag is de derde in de rij die ik dus niet vergeten ben overleden. Hij was al geruime tijd ziek, lees je dan. Ik heb Piet Grijs niet gemist maar het zal wel en hoewel de dood onvermijdelijk is wens je die niemand toe en een blijkbaar slopende ziekte al helemaal niet.
In zijn laatste column kan Grijs het niet laten nog even te roddelen over Renate Rubinstein, met wie hij, dit moet wel een belangrijk detail zijn geweest, “iets gehad heeft”. Of hun vechtscheiding zich mede over het graf van Biafra afspeelde is iets wat ik mij afvraag nu ik deze regels tik. Ik weet wel dat Hugo Brandt Corstius om haar te jennen ook nog het pseudoniem Dolf Cohen gevoerd heeft. Dat mocht blijkbaar van de redactie, met een dubbele naam en Famille achter je krijg je veel gedaan in Nederland. Tot het totaal misplaatst krijgen van de P.C.Hooftprijs aan toe (laat ik het nu toevallig eens zijn met Elco Brinkman!). En dat Renate Rubinstein mij als auteur op de korte baan ook verder veel beter beviel staat er buiten.
Rust in vrede, nep-antiracist.
De foto is een portret van Chinua Achebe, iemand die er wel toe doet.
Pingback: De geraamten in de kast bij Tony Benn | Krapuul
Pingback: Het streven blijft, al wijkt het doel | Krapuul
Pingback: Eerst als tragedie, dan als komedie – dat hopen we dan maar | Krapuul