Op 27 februari 1933 stak Marinus van der Lubbe de Rijksdag in brand. Tot zover datgene waar brede consensus over bestaat. Sinds enige tijd heet het antwoord op de vraag of hij daarbij in zijn eentje handelde – wat hij altijd heeft volgehouden – weer ‘onbeslist’ te zijn. Dat is niet altijd zo geweest: bijna 40 jaar lang, sinds de vroege jaren ’60, waren de meeste onderzoekers het erover eens dat het antwoord ‘ja’ luidde. Met name de doorwrochte artikelenreeks van Fritz Tobias in Der Spiegel was daarvoor van doorslaggevende betekenis geweest.
In 2001 echter publiceerden 2 Duitse wetenschappers, Bahar en Kugel, een lijvig boek waarin de oude theorie nieuw leven in werd geblazen dat de nazi’s er zelf achter zaten en Marinus slechts een nuttige idioot was geweest. Dat klinkt heel aannemelijk, want het lijkt typisch iets voor zulke machtswellustelingen om zich van dergelijke valse vlag-methodes te bedienen. De oorspronkelijke versie kwam overigens uit linkse hoek, maar dan wel van de meest autoritaire uithoek daarvan, te weten de internationale communistische partijen die verenigd waren in de Komintern, waar op dat moment (in 1933) Stalin de scepter zwaaide. Over machtswellustelingen (en hun voorliefde voor bepaalde methodes) gesproken.
meerdere valse vlaggen
Enkele maanden na de brand verscheen nl. het Braunbuch über Reichstagsbrand und Hitlerterror in een oplage van enkele miljoenen in zo’n 17 talen. De uitgever was Willi Münzenberg, een KPD-parlementariër die dankzij Marinus’ daad had moeten vluchten naar Moskou. Het Bruinboek deed een boekje open over de wandaden en de ware aard van de nazi’s, maar bevatte daarnaast informatie die de bedoeling had Van der Lubbe als persoon in diskrediet te brengen en geloofwaardig te maken dat hij zich als provocateur had laten misbruiken. Dat is natuurlijk begrijpelijk, als naarstig in stelling gebracht tegengas tegen de vuige beschuldiging dat de brandstichting een links complot was, maar veel ervan is er met de haren bijgesleept, verdraaid of gewoon uit de duim gezogen. De beschuldiging van homoseksualiteit, wat destijds nog een groot taboe was, spreekt wat dat betreft boekdelen.
De Communistische Partij in Nederland vertoonde, en ook weer begrijpelijk, dezelfde paniekreflex en beaamde een en ander. Van der Lubbe was niet een van hen – hij was wel korte tijd lid geweest van lokale afdelingen, maar niet geschikt gebleken. Dat klopt op zich wel, want Rinus kon er niet tegen dat je in partijverband overal toestemming voor moest krijgen. Als je het van de leiding af moest laten hangen, dan werd die zo gehoopte revolutie op de lange baan geschoven. Uiteindelijk zocht hij het gezelschap op van enkele radencommunisten, die net als hij dachten dat de ellende van uitbuiting en werkeloosheid alleen vanuit de arbeiders zelf (dus van onderop) beëindigd zou gaan worden.
Die vrienden van Rinus wilden het een en ander rechtzetten, en slaagden erin om vlak voor aanvang van het proces (september 1933) het Roodboek in een bescheiden oplage naar buiten te brengen. Met behulp van getuigenissen van mensen die hem kenden en dagboekfragmenten van hemzelf, probeerden ze de aantijgingen te weerleggen. Daaruit komt een beeld naar voren van iemand die weliswaar zeer gedreven en impulsief e.d. was, maar zeker niet labiel. Bepaald geen type om iets te doen wat een ander van hem verlangt. Dat blijkt ook wel uit het feit dat hij bleef weigeren te bekennen wat de nazi’s uit zijn mond wilden horen, nl. dat hij namens een links complot zou hebben gehandeld.
de vertekening van het retrospectief
Toch heeft iedereen er wel eens van gehoord, dat die metselaar uit Leiden niet helemaal spoorde, het is zeer hardnekkig gebleken. Nou moet ik toegeven dat ik me ook jarenlang heb afgevraagd hoe je zo ontzettend oliedom kunt zijn – anders had ik me er misschien wel nooit in verdiept. Maar dat is in retrospectief gezien, omdat we weten hoe desastreus het uitgepakt heeft. Tegelijkertijd valt niet te ontkennen dat de daad een overduidelijk signaal was om in opstand te komen tegen het onwaardige regime – het is alleen niet opgepikt. Er is echter wel degelijk her en der over gediscussieerd, maar de leiders (daar heb je ze weer) van al die clubjes hadden iets van ‘nee, laten we dat nou maar liever niet doen’. De moddersmijterij van het Bruinboek heeft daar natuurlijk ook niet echt positief aan bijgedragen.
Want al was de teneur dat het nationaalsocialisme bestreden moest worden, dat moest kennelijk wel aan de juiste mensen worden overgelaten. En dat, zo weten we eveneens in retrospectief, zou nog jaren op zich laten wachten. Opvallend genoeg hoor je de laatste jaren toch ook regelmatig de klacht dat wij Nederlanders ons in de bezettingstijd van die slappe zakken hebben getoond, omdat er nauwelijks verzet werd gepleegd. We weten ook dat vrijwel iedere verzetsdaad door de Duitsers met enorme overkill werd gewroken, maar voor dat soort dilemma’s is in die redenatie geen plaats. Maar in elk geval kun je niet zomaar stellen dat Marinus van der Lubbe alleen verantwoordelijkheid draagt voor zijn noodlottige inschatting van de actiebereidheid. In de 12 jaren die daarop volgden is er niemand met een beter plan gekomen. En als er weer zoiets gebeurt, moeten we maar weer hopen dat iemand ons komt redden en kunnen we achteraf weer klagen dat het anders had gekund.
Goed, maar wat weten we nu over de feiten?
Tobias vs. Bahar en Kugel
In de periode na de oorlog dacht menigeen dat de Rijksdagbrand een smerige streek van de nazi’s was geweest, wat mede ondersteund werd door het Bruinboek. De Duitse ambtenaar Fritz Tobias was niet de enige die daar anders over is gaan denken, maar wel de meest invloedrijke. In de jaren ’50 kwam hij in contact met enkele direct betrokkenen die volhielden dat Van der Lubbe authentiek was geweest, waarop hij zich realiseerde dat er eigenlijk geen spatje bewijs was voor de complotthese. Daarop dook hij diep in allerlei archieven, wat zijn neerslag vond in een wekelijkse artikelenreeks in Der Spiegel in de periode 1959/1960. Ook de vermaarde professor Loe de Jong onderschreef die bevindingen volledig. Uiteindelijk resulteerde het hele onderzoek in een dik boek met de titel Der Reichstagsbrand. Legende und Wirklichkeit (1962).
In 2001 publiceerden historicus Alexander Bahar en fysicus Wilfried Kugel een eveneens vuistdik boek getiteld Der Reichstagsbrand. Wie Geschichte gemacht wird. Ondanks dat het nog steeds niet vertaald is en men het wereldwijd dus vooral van beknopte ‘reviews’ moet hebben, hebben zij veel invloed gehad: de twijfel is wederom gezaaid. Afgaande op die reviews (met name deze en deze) komt het ongeveer hier op neer:
- Tobias is ongeloofwaardig, want hij is geen historicus (maar slechts een amateur). Bovendien heeft hij onmiskenbaar last van dat crypto-nazisme wat je bij de Duitse elite wel vaker ziet.
Hier kunnen we kort over zijn: het is op de man spelen. Dat van die crypto-insinuatie was al eerder geprobeerd, en door Loe de Jong reeds weersproken.
- Het was in het anti-communistische klimaat van de vroege jaren ’60 wel erg makkelijk voor Tobias om het Bruinboek als een leugenachtig werkje af te schilderen.
Als zij niet verder komen dan dat, dan is dat wederom een drogreden. Tobias zegt toch wel heel wat meer over de inhoud van dat vod – zie de link naar Der Spiegel. (Zo heeft de bekende psychiater Karl Bonhoeffer, die Marinus in de gevangenis onderzocht heeft, altijd volgehouden dat hij beslist niet labiel was: “Hij was goedhartig en niet haatdragend, maar verzette zich tegen iedere autoriteit “)
- Het is fysiek onmogelijk om in je eentje in zo’n korte tijd zo’n grote brand te veroorzaken.
Ten eerste was het helemaal niet zo ‘groot’: het zag er vooral dramatisch uit doordat de glazen koepel uit elkaar was gesprongen. Voor het overige ging het om kleine brandjes (28 stuks in totaal) die hij in ongeveer een kwartier tijd had aangestoken door van zijn kleding fakkels te maken en her en der de lambrizering e.d. in de hens te zetten. Marinus heeft voor en tijdens het proces meerdere malen ter plekke gedemonstreerd hoe hij het gedaan had (klik hier(pdf) voor de reconstructie. Tijdens een lezing hoorde ik Rijksdag-deskundige Michael Cullen aan de hand daarvan zeggen dat het hem zeker niet onmogelijk leek).
- Er is nieuw bewijs dat laat zien dat de nazi’s erachter zaten.
Daarmee doelen ze met name op de archieven van de Gestapo die pas vrijkwamen na de val van het Oostblok. Zonder nou zelf ook op de man te willen gaan spelen, wil ik toch wel eventjes opmerken dat de Gestapo me nou niet direct de meest betrouwbare bron toeschijnt – maar vooruit. Ene Adolf Rall, een SA-man, schijnt kort na de brand naar voren te hebben gebracht dat hij wist dat de SA erbij betrokken was geweest, door via de onderaardse gang het gebouw te betreden. Rall zelf zat op dat moment trouwens in de gevangenis voor enkele autodiefstalletjes, doch dit terzijde. Maar hoe Hitler zich korte tijd later van de SA heeft ontdaan, hoef ik toch hopelijk niet te vertellen? Daar hebben we dus de valse vlag waar we in dit verband mee te maken hebben – en Rall was de nuttige idioot in kwestie. Maar op de een of andere manier moet dat steeds weer worden omgedraaid, en ben je zogenaamd misleid als je zegt dat de nazi’s er niets mee te maken hadden (ze hebben er wel maximaal een slaatje uitgeslagen, maar da’s een andere kwestie).
Dan hebben we nog namen als Gisevius en Diels, allen oud-leden van de Gestapo op het moment van hun verklaring (dat het idd. de SA zou zijn geweest). Voor die bewering bestaat geen enkel bewijs ter ondersteuning. Het lijkt aannemelijk dat zij er belang bij hadden te laten zien dat ze aan de goede kant stonden en mee wilden werken. (“Na de val van Hitler werd het een normaal gebruik dat vroegere hoge nazi’s zich een alibi probeerden te verschaffen door een nieuw stukje ‘bewijs’ te leveren voor de stelling dat de nazi’s de brand hadden gesticht. Maar in bijna alle gevallen brachten zij slechts één of ander punt van Willi Münzenbergs ingenieuze mythe naar voren.” (Sefton Delmer in De Duitsers en ik.)
Göring himself gaf tijdens de Neurenberg-processen, op een moment waarop hij niets meer te verliezen had, toe dat hij volkomen verrast was toen de brand uitbrak. Hitler was destijds nog maar net aan de macht, maar de heksenjacht op politieke tegenstanders was al gaande (verbod op het recht op vereniging en vergadering, knokpartijen etc.). Op de vraag hoe lang het geduurd zou hebben voor ze de socialisten zouden hebben opgepakt als de brand er niet was geweest, antwoordde Göring: “een dag of tien”.
Tot slot nog dit
Pas een paar jaar geleden is Tobias’ boek integraal in het engels vertaald. Het verwijt van Bahar en Kugel dat hij de getuigenissen van Rall etc. niet ter harte zou hebben genomen komt daarmee te vervallen, want dat doet hij in de uitgebreide versie wel degelijk. De vernietiging van het oorspronkelijke vonnis in 2008 heeft ook weer smeulende twijfels doen oplaaien, maar die sprak zich in het geheel niet uit over de inhoud (maar was gebaseerd op een Duitse wet die stelt dat de vonnissen van de nazi’s ver verwijderd waren van de beginselen van de rechtspraak). Het blijft wonderlijk waarom het blijkbaar zo moeilijk te geloven valt dat het is gegaan zoals Marinus van meet af aan heeft gezegd. Zoals zijn goede vriend Koos Vink zei:
“Ze gunnen hem zelfs niet z’n daad, in de overtuiging dat een individuele proletariër geen rol van belang speelt, laat staan dat-ie geschiedenis maakt.”
Een andere vriend, Piet van Albada, verwoordde het aldus:
“Ik denk dat de nazi’s er net zo goed van overtuigd waren dat de communisten de brand georganiseerd hadden als dat omgekeerd de communisten echt dachten dat de nazi’s ermee te maken hadden. In hun ogen ben je als arbeider gewoon een soldaat die zijn chef gehoorzaamt; en als zo’n arbeider zelf wat doet, dan moet er altijd een of andere intellectueel achter zitten…”
Met dank aan (het blog van) Rinus-kenner Nico Jassies. (Zie ook dit verhaal in 2 delen (1(pdf) en 2(pdf)) waarin je het een groot deel van wat ik hierboven beweer terug kunt vinden.)